Column van Rob Favier n.a.v. de ontmoetingsdag van 23 maart 2024 in Dirksland

Ineke is iemand die het weer heel anders aanpakt dan andere sprekers of spreeksters die we hebben gehad. Ze spreekt veel met beelden. Niet beeldend, maar ze laat ook zien wat er met je gebeurt als je in aanraking komt met kanker. Dus als je naar haar bord kijkt, kijk je naar jezelf. En als iedereen dan zo eerlijk is als vandaag, worden dingen duidelijker.

Bijvoorbeeld waarom je soms een masker nodig hebt en waarom je het op andere momenten juist moet afzetten. Al dragen sommige mensen al zo lang dat masker dat het inmiddels is gaan vastzitten aan hun gezicht en ze denken dat ze hun masker zijn.

Gewoon jezelf zijn is misschien wel het meest bevrijdend én bedreigend. Maar dan hoef je ook de schijn niet op te houden. Waarom zou je dat eigenlijk moeten doen? Want is het niet zo dat het juist heel sterk is als je erkent dat je heel zwak bent? Misschien dat er wat verschil zit tussen haantjes en het andere pluimvee in hoe je er over praat met elkaar, maar uiteindelijk gaat het er toch om dat je stil durft te staan bij de emoties die je voelt.

We zijn per slot van rekening allemaal deskundigen, dus we weten waar we het over hebben. De buitenwereld bedoelt het vaak heel goed, maar kan toch niet echt begrijpen wat er met je gebeurt als je de diagnose krijgt. Dan zijn er soms even geen woorden. En dat is niet erg. Je kunt het ook op een andere manier uiten: door iets creatiefs te doen of door te gaan bewegen.

En als je alles op je in laat werken, zijn er toch heel veel dingen waar we geen woorden voor hebben?  Soms best lastig. Toen ik lang geleden op het stadhuis stond om mij in de echt te laten verbinden, hadden wij een ambtenaar van de burgerlijke stand die stotterde. Nu is er niets mis met stotteren, maar bij zo’n functie kan dat weleens lastig zijn. En ik was er ook door van slag, want ik had die nacht slecht geslapen. Ik had namelijk de dag voor de huwelijkssluiting een les moeten geven over Jacob die met Rachel wilde trouwen, maar zie het was Lea. Dat moest mij niet overkomen. Dus op het belangrijkste moment, toen ik antwoord moest geven op de grote vraag, zei ik niks. Waarop de ambtenaar mij aankeek en zei: ‘Bent u de tekst soms kwijt?’. Ik zei: ‘Ja!’ En zo was ik alsnog in het huwelijk getreden.

Voor sommigen van ons zijn dan misschien wel de mooiste woorden niet de zinnen waarmee mensen je sterkte wensen, of waarin ze een goedbedoeld advies geven, of waarin ze zeggen dat ze zich goed kunnen voorstellen wat je voelt, want dat kunnen ze helemaal niet. De mooiste woorden zitten ook niet altijd in een preek of in een gedicht. Maar de mooiste woorden kunnen zo gewoon zijn en alledaags: ‘Kom je een bakkie bij me doen?’ Die koffie moet wel heel goed smaken, omdat er niet alleen cafeïne in zit, maar vooral heel veel liefde.

Rob Favier

Column Rob Favier

Het was een kleine drie kwartier rijden om vanuit de beschaving van de Alblasserwaard af te dalen naar de oergebieden van Strijen. In een zaal die het Oudeland genoemd werd, ontmoetten wij elkaar en het werd al snel hartverwarmend. Maar of ik dat met een d moest schrijven of met een t, daar moest ik nog even over nadenken. Er werd inderdaad hard verwarmd waardoor wij ons duidelijk in zuidelijker streken waanden. Maar het bleek niet helemaal te kloppen, want de nieuwe cv was nog niet goed ingeregeld. Bovendien werd me al snel duidelijk dat hartverwarmend toch met een t moest, want er werden bijzondere ervaringen gedeeld en aandachtig naar elkaar geluisterd.

Zo leerden we van Marinus dat iedereen op zijn of haar eigen manier ziek is. Vergelijken met anderen is zinloos en soms meedogenloos. Als er bijvoorbeeld gezegd wordt dat die ánder heel dapper is. En ook de verschillende reacties van kinderen als een van de ouders ziek wordt. We hebben het vaak niet goed in de gaten. Maar het deed me denken aan mijn eigen kinderen toen ze met een jongerenkoor op tournee in het buitenland zouden gaan. Ze kregen alle drie een envelop met daarin belangrijke informatie over de tournee en zaken die geregeld moesten worden. De oudste maakte de envelop open, las alles aandachtig door en zei niets, maar regelde het in stilte perfect. Nummer twee maakte de envelop open, las alles aandachtig door en riep enigszins gestressd: ‘Tjonge wat moet ik opeens een boel regelen! Dat gaat me nooit lukken.’ En deed niets. Over nummer drie kunnen we kort zijn: hij maakte de envelop niet eens open. Wat ons als ouders heel veel extra werk bleek te kosten. Maar ieder reageert op zijn eigen manier en de vraag is wat goed is, verkeerd, sterk of zwak.

Maar op een dag waarop de neerslaggoden voor de zoveelste keer een poging waagden om in het Guiness Book of Records te komen, hadden we het goed met elkaar. Zelfs in de periode van het jaar die vaak als een van de meer neerslachtige tijden wordt beschouwd. Ik als zomermens begrijp er ook niets van dat het weer kouder moet worden en nog kouder. En het is een tijd vol tegenstrijdigheden, want terwijl ik inmiddels mijn dikke winterjack heb opgezocht, doen de bomen een voor een hun jas uit. Waarom is dat toch? Straks staan ze allemaal in hun blootje in de kou.

Ik heb me daar jaren over lopen opwinden, maar daarmee verander je het niet. Soms heb je het gevoel dat gebeurtenissen geen zin hebben en volkomen onnodig zijn. Wat is de zin van ziek zijn? Iedereen heeft misschien wel voor zichzelf een redenering waarmee hij of zij de dingen probeert te duiden, maar dat bomen hun jas uittrekken terwijl ik loop te kleumen… dan komt toch de waarom vraag bij mij op. Tot ik afgelopen week een inzicht kreeg. Ik keek zoals elke dag naar mijn vriend aan de overkant van de sloot die daar al vele jaren boom staat te wezen en ik zag hoe hij zich elke dag een beetje meer uitkleedt. Maar opeens begreep ik het. Want doordat hij zijn jas uittrok, werd het op mijn kamer lichter. Zou dat het zijn? Dat zou dus betekenen dat als iedereen zijn denkbeeldige buitenkantjas durft uit te trekken, het een stuk lichter wordt in de wereld. Wellicht omdat je dan elkaars hart kunt zien. En gedeelde smart is geen halve smart, maar het voelt wel anders.

 

Rob Favier

Waar Híj ging, kan ik gaan

Het was in de weken voor Pasen toen een ziekenhuispastor zijn patiënt van de afdeling hematologie meenam naar de kapel. De jonge man, lieve echtgenoot en betrokken vader van drie kinderen, was lopend patiënt en verkeerde in grote onzekerheid. Vaak ging hij zelf ook naar de kapel, zocht de stilte. Bad er soms en speelde op de piano. Een onheilsboodschap hing al maanden als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd. De spanning was nauwelijks uit te houden. De pastor liep met hem naar de lezenaar en sloeg een lied op. Met zijn wijsvinger wees hij enkele woorden aan: ‘Waar Híj ging, kan ik gaan’.

De woorden kwamen rechtstreeks bij de patiënt binnen en boden hem onnoemelijk veel troost.

Deze ziekenhuispastor gebruikte hier woorden van een lied om met de onzekerheid van naderend onheil om te kunnen gaan. Laatst probeerde een andere collega zelfs te bidden aan de hand van woorden van een psalm. De betreffende psalm werd toegepast op de eigen omstandigheden. In lijn daarmee werden diepe verlangens uitgesproken. Daarnaast ook dankbare woorden. Het levensgevoel van dat moment kwam bij deze pastor volledig tot uitdrukking en kreeg zo een bewuste plaats.

Diepe verlangens leven vaak ook bij mensen met kanker. Vooral het terugkerende verlangen naar het leven en welbevinden van voorheen. In Psalm 22 vinden we een voorbeeld van zo’n persoonlijke situatie, die intens lijden verwoordt. Een onmetelijke klacht komt hier tot uiting. Ook grote eenzaamheid.

Waarschijnlijk welt er bij u herkenning op als u persoonlijk bent geconfronteerd met kanker. Een poging om vanuit de eigen pijn met een psalm mee te bidden, kan dan verdiepen. Ons ervan bewust maken dat we niet de eersten zijn die lijden, maar dat lijden helaas van alle tijden is. Velen zijn ons voorgegaan en hebben ongetwijfeld ook verlangd naar troost, naar nabijheid. Naar nabijheid van geliefde naasten, maar vooral ook nabijheid van God.

Deze oude woorden van Psalm 22 geven ook ons de mogelijkheid om ons lijden tot uitdrukking te brengen. Het voelt vaak alsof God blijft zwijgen, ons niet opmerkt. In deze psalm klinken zinnen, die ons kunnen helpen ons verdriet te verwoorden:

 

Hoe blijft Gij zwijgen?

Ik voel me zo alleen en ongezien in al mijn leed.

Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen bij dag, bij nacht.

Ik smeek U, uur na uur, tot in de nacht, om hulp.

Tot U slechts kan ik vluchten, maar krijg geen rust.

Ik weet geen ander adres, maar mijn onrust blijft.

Ik krijg geen antwoord op mijn zuchten in klacht op klacht.

O God, de hemel lijkt van koper!

 

Ook de Mensenzoon grijpt in Zijn bangste uur, als rechtgeaard Jood, terug naar deze psalm. De Man die het lijden kende, roept onafgebroken tot God, maar vindt geen rust. De Engelse John Reynolds vertolkt de uitzichtloosheid in een klagende melodie en geeft weer:

O my God, I cry in the daytime,

but thou hearest not.

And in the night season,

also I take no rest.

I take no rest,

I take no rest.

Also I take no rest.

Als het lijden nog intenser wordt en Jezus wordt terechtgesteld, roept Hij uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Ge mij verlaten?’  Eenzamer kan niet…

Des te verwonderlijker is het, als er vlak voor Zijn dood, toch overgave volgt. ‘Vader, in Uw handen, beveel ik mijn geest’, klinkt het tenslotte met de woorden van de 31e Psalm uit Zijn mond. Als we dit tot ons laten doordringen, vervult misschien ook ons het verlangen naar werkelijke overgave. Om zo van binnenuit ons levenslot te kunnen aanvaarden…

En wie weet helpt ook ons dan de gedachte: Waar Híj ging, kan ik gaan!

Gettie Kievit-Lamens

Colomn Rob Favier nav de ontmoetingsdag in Krimpen aan den IJssel op 7 oktober 2023

We bedoelen het goed
Wij leven in een fantastisch land. Want we zijn hier zo intelligent dat iedereen overal verstand van heeft. Gaat het over de politiek, dan heeft de partij die het hardste schreeuwt, uiteraard gelijk. Gaat het over voetballen, dan weet iedereen wel hoe we Ajax uit zijn diepe dal kunnen trekken. En we hebben er ook verstand van als het gaat over de vraag hoe je het beste een voetbalwedstrijd kunt verzieken. Vuurwerk, een aansteker tegen iemands hoofd of: bakstenen.

Ook als het over ziekte gaat, kent onze gezondheidszorg geen grenzen. Niet de officïele natuurlijk, maar die zorg die we voor elkaar bedenken. En wat is het dan fijn dat er 18 miljoen oncologen zijn die zoveel goedbedoelde adviezen geven dat je er ziek van zou worden als je het al niet was. Maar ze menen het echt oprecht goed met je en willen je alleen maar helpen. En daar raak je soms de weg wel een beetje van kwijt.

Toen ik vanmorgen door Google Maps volledig in de steek gelaten werd en heel Krimpen zo ongeveer gezien had, kon ik me er iets bij voorstellen. Bij Krimpen eigenlijk niet, want ik snap niet dat een plaats die zo gegroeid is de laatste dertig jaar ‘Krimpen’ heet. Maar al die adviezen als je ziek bent, daar raak ik weleens van in de war. En dan roept weer iemand dat als je maar hard genoeg bidt, je vanzelf weer beter wordt en zelfs ook nog een heleboel welvaart kan vergaren. En dat als dat niet lukt, het eigenlijk je eigen schuld is. Moet je maar beter geloven. Dus om dat een plek te geven, moet je eigenlijk behoorlijk goedgelovig zijn.

Maar soms kan er iets heel vreemds gebeuren. Je ligt in puin en je weet niet of je de boel nog wel op kunt ruimen en dan komt er iemand naar je toe. Die zegt niets, maar gaat door de knieën en komt naast je liggen. En jullie zijn allebei stil. En in de stilte wordt het meeste gezegd. Na een half uur kun je het niet laten om te zeggen: ‘Wat fijn dat u de hele tijd niets gezegd heeft!’ Want dan kun je samen je gedachten vormen en die wellicht daarna met elkaar delen.

Spreken is zilver, maar zwijgen is niet altijd goud. Voor mij wel fijn, want als je leeft van je stem en je pen zoals ik, kan het weleens heel moeilijk zijn om je mond te houden. Daar kunnen mijn juffen, meesters en leraren van vroeger nog heel wat over vertellen. Ik heb vele uren overwerk moeten doen destijds na schooltijd. Of tijdens schooltijd op de gang. Maar ik bedoelde het altijd goed. Daarom ben ik waarschijnlijk uiteindelijk toch nog goed terecht gekomen ook. Misschien moeten we bij al onze goede bedoelingen voor elkaar wel wat meer naast de ander gaan liggen. Óp de ander liggen wekt waarschijnlijk wat associaties die ik niet bedoel, maar náást de ander liggen betekent dat je hem of haar niet platdrukt of vermorzelt. Want mocht je ernaar zoeken om weer op te kunnen staan, dan heb je iemand nodig die naast je ligt, gaat zitten en je ondersteunt.
Zodat de mond niet overloopt van waar het hart vol van is.

Rob Favier

Column Rob Favier n.a.v. de Ontmoetingsdag in Ermelo op zaterdag 22 april

‘Floris, kun jij al aan tafel zitten?’ We lopen samen door de hal van de Immanuëlkerk. Hij bij mij op mijn arm. We hebben heel snel vriendschap gesloten, want hij voelde wel aan dat ik ergens ook nog een kind ben. Misschien niet meer zo jong als hij, maar ik ben zeker in de puberteit wel ergens blijven steken. Gelukkig zijn er wel meer bejaarde pubers, maar als volwassen worden betekent dat je alles maar moet accepteren zoals het gaat, al die ellende op de wereld, dan blijf ik maar liever een puber.

 

Maar op de vraag of hij al aan tafel kan zitten, geeft Floris geen antwoord. Misschien is hij bang om iets verkeerds te zeggen op deze dag. Of hij heeft nu al in de gaten hoe wij vaak aan tafel zitten. Als hij al zijn eten op de grond gooit, kijkt niemand daarvan op. Maar als wij volwassenen de boel onder tafel vegen en het komt aan het licht, moet de rechter er soms aan te pas komen. Als Floris vraagt om meer, zegt iedereen: ‘Wat een eetlust heeft dat jongetje!’. Als wij vragen om meer, is het meestal zo dat we iets van onze naaste inpikken, omdat we vinden dat wij recht hebben op een groter aandeel dan hij.

 

Floris lijkt me wel een tevreden manneke. Totdat ik hem vraag hoeveel zakgeld hij krijgt. Op dat moment begint hij te huilen, wat natuurlijk genoeg zegt. Als hij weer bedaard is, leg ik hem snel uit dat ik vroeger al heel snel moest leren eten met vork en mes, omdat dat netjes staat. Floris haalt zijn schouders op en zegt: ‘Wanneer staat iets netjes? Als je leert om jezelf in het keurslijf te persen van hoe het nu eenmaal hoort volgens sommigen? Of dat je dan maar allerlei antwoorden en adviezen geeft aan anderen omdat je daar iets over gelezen hebt? Of dat je maar altijd iets bedenkt om diegene die ziek is een hart onder de riem te steken?’. ‘Is dat allemaal netjes?’, vraagt hij nogmaals.

Ik val stil en weet niet zo goed iets te zeggen. Wat voor woorden moet ik bijvoorbeeld spreken tegen iemand die al op het witte papiertje staat en het zwarte wil ontkennen? En hoe moet ik reageren als mijn tafelgenoot van alles op haar bord krijgt dat niemand lust? En moet ik iemand die heel boos is, tot kalmte manen of juist een honkbalknuppel geven? Het leven als volwassene is zo ontzettend ingewikkeld.

 

Zou dat te maken kunnen hebben met dat wij het pure zijn, het pure bestaan verleerd hebben? Floris kan dat nog heel goed. Floris is zoals hij is en hij verbergt het niet. Hij heeft nog geen filters ingebouwd, geen schilden gehesen om zijn hart te verstoppen. Het bijzondere van gesprekken met ernstig zieke mensen is vaak dat ze die filters ook niet nodig hebben om tot een gesprek te komen. Je hoeft niet eerst over het weer te beginnen als je in het ziekenhuis ligt. Dat kun je overslaan omdat je in de overlevingsmodus zit.

Ik vraag wat Floris zoal eet en wat hij lekker vindt en biedt hem een pilsje aan als mannen onder elkaar. Hij begint meteen over de moeder-/babymelk die hem zo goed heeft gedaan. En ik moet opeens denken aan Petrus die in zijn eerste brief zegt dat wij ook maar eens wat meer moeten verlangen als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord. Gewoon terug naar de bron. Gewoon samen mens zijn in je basis, want pas dan kun je samen liefdevol met elkaar oplopen om te delen wat jou vernielt. En om te delen wat jou bezielt.

Rob Favier

Zeurkousen of steunkousen?

Naar aanleiding van de Ontmoetingsdag ‘Als kanker je raakt’ op 1 april jl. in Hardenberg heeft Rob Favier onderstaande column geschreven:

 

 

Hardenberg is voor iemand uit de Alblasserwaard niet echt naast de deur. Nu ben ik wel wat kilometers gewend, maar het voelt altijd verder om naar Hardenberg te rijden dan naar Friesland zoals afgelopen zondagochtend. Dat komt waarschijnlijk door dat laatste stuk vanaf Zwolle. Maar met de moed in mijn schoenen stapte ik rond acht uur in de auto en besloot eens te gaan letten op de gezichtsuitdrukkingen van mensen achter het stuur. Want het is lente en dan hoor je vrolijk te zijn. Maar met die regen en de kou moet je er wel een etiketje op plakken dat het lente is, anders zou je het niet weten. 

 

Mijn medebestuurders op de A28 hadden geen van allen hun lentegezicht aangetrokken bij het opstaan. Sommigen staarden uit de voorruit met een blik van ‘ik kan het ook allemaal niet meer helpen hoor’. Anderen waren volgens mij met ruzie van huis gegaan en er waren er ook die ongetwijfeld nog zaten na te denken over de mislukte date van gisteravond. De klaagzangen stonden op de gezichten en ik besloot eens wat beter in mijn eigen spiegels te kijken of dat bij mij ook het geval was. Natuurlijk, ik ben verkouden. Natuurlijk, ik ben een koukleum. Dus ik vond mezelf wel zielig.

 

Maar toen ik binnenstapte in de kerk met die moeilijke achternaam, werd alles anders. In de Randstad zouden ze al snel een r achter de naam van de kerk gezet hebben, maar hier was een warme en open sfeer. Er was hartelijkheid en toen Marinus begon te vertellen over zijn steunkousen, begreep ik opeens waar het eigenlijk om draait in het leven: ben je een steunkous of een zeurkous?

 

Qua zeuren doen we het in Nederland geweldig. Wij zeuren overal over en als we eens een keer niets te zeuren hebben, zeuren we daar weer over. Er is veel, ook vaak terechte, onvrede in de samenleving. Dat laten we dan bij verkiezingen eens even flink blijken door ons stemgedrag. Maar hoe doe je dat nu in het klein: zeurkous of steunkous zijn?

 

Ik ging eens zoeken op internet en las daar wat steunkousen zoal doen. De kleppen sluiten beter, je bloedsomloop wordt gestimuleerd en de afvoer van bloed en lymfevocht gaat beter. Dus de kleppen sluiten beter? Dat zal mijn vrouw fijn vinden, want mijn klep sluit nooit. Daar verdien ik zelfs mijn brood mee. Dat de bloedsomloop wordt gestimuleerd heb ik eigenlijk niet nodig, want dat draait wel rond daar vanbinnen.

 

Maar toen ik las dat steunkousen de oorzaak van de klachten niet kunnen wegnemen, maar wel kunnen verminderen tijdens het dragen, begreep ik nog beter wat de bedoeling is: gewoon een steunkous zijn voor je medemens in nood, pijn en verdriet. Maar wel op de goede manier, want ik lees ook dat hij niet te strak mag zitten. Dan knel je de boel af en hoeveel mensen zijn er niet die goedbedoeld als steunkous de bloedsomloop van iemand afknellen, omdat ze het beter weten en allerlei adviezen geven waar je niet op zit te wachten.

 

Wat kun je iemand zegenen als je meelijdt met het lijden dat iemand moet ondergaan. En als je dan zo’n positieve dame als Marieke ziet staan en hoort spreken, dan voel je: hier is een steunkous aan het woord. Haar positiviteit en vechtlust helpen mij ook om positiever tegen alles aan te kijken.

 

Dus ik begin mijn roeping steeds beter te begrijpen: steunkous zijn om iemand op de been te houden. Wat is dat mooi. Zeurkousen krimpen meestal elke keer als je ze wast, oftewel ze worden steeds bekrompener. Maar steunkousen? Je krijgt er geen lange tenen van, je kunt er niet goed mee tegen schenen schoppen, maar je kunt er wel zijn.  Dan weten we ons gedragen door elkaar. Wat prachtig dat ik vandaag een aantal steunkousen heb mogen ontmoeten.

 

En als je nog niet helemaal weet hoe het werkt, kun je ze altijd nog lenen van Marinus.

 

 

1 April was een mooie grap

In ons kerkblad in Wierden had ik gelezen dat Rob Favier naar Hardenberg kwam en dat ook Marinus van den Berg daar zou zijn. Rob had ik 35 jaar geleden het prachtige liedje ‘Een roos op de weg’ horen zingen bij een kleine bijeenkomst van Youth for Christ en van Marinus had ik al vaak inspirerende stukjes gelezen, maar ik had hem nog nooit ontmoet. Volgens de uitnodiging kwamen ze om een bijeenkomst onder de noemer ‘Als kanker je raakt’ vorm te geven. Ik heb zelf tot nu toe geen kanker, voor zover ik weet, maar mijn pake en beppe zijn eraan overleden en later heb ik van dichtbij de kanker bij mijn moeder en mijn beste vriendin meegemaakt.

 

De vraag hoe ik zelf zou (willen) reageren als kanker mij raakt, intrigeert me al van jongs af aan. Eigenlijk vanaf mijn dertiende toen ik een knobbeltje in mijn borst bleek te hebben en de arts voorstelde om die operatief te verwijderen. Wat er toen allemaal door mijn hoofd en lijf ging, heeft die toon gezet. Gelukkig zei de tweede arts die ik trof, dat het een cyste was en dat hij die gewoon even leeg ging zuigen met een naald. Maar het besef dat je zomaar voor grote keuzes kan komen staan, zowel op medisch vlak als op geestelijk gebied, was gewekt.

 

Ik had dus drie redenen om me aan te melden, al voelde ik me van tevoren wel een beetje een pottenkijker. Maar zodra ik binnen werd ontvangen, voelde ik me heel welkom en heb ik echt kunnen genieten van de mooie, liefdevolle, muzikale en humoristische toon van Rob en Marinus. Veiligheid, vertrouwen, respect en oprechte belangstelling bepaalden de sfeer in de groep van ruim 20 mensen. Daar heeft Marieke van Lierop, 30 jaar jong, uit Noord-Holland ook een belangrijk aandeel in gehad door de open en wijze manier waarop ze vertelde over haar ervaringen met verlies en ziekte.

 

In de afsluitende column die Rob die middag terplekke heeft geschreven, draaide het erom dat we in plaats van zeurkousen, steunkousen mogen zijn voor elkaar. We kunnen de oorzaak van het leed niet wegnemen, maar we kunnen wel met onze ‘kleppen’ dicht de doorbloeding ondersteunen en de pijn en zwelling een beetje verminderen. Wat een heerlijke helpende humor!

Ik ben de stichting dankbaar dat ze deze bijeenkomsten organiseren en daarmee plekken creëren waar mensen stukje bij beetje kunnen helen door te delen. Voor mij heeft 1 april er een mooie dimensie bij gekregen.

 

Hartelijk dank, Anneke Cnossen

Column van Rob Favier

Column van Rob Favier, gemaakt naar aanleiding van de Ontmoetingsdag ‘Als kanker je raakt’ in Waddinxveen op 1 oktober 2022.

Toch altijd weer spannend die dagen van Als kanker je raakt. Ga ik geen verkeerde of domme dingen zeggen? Want het ligt natuurlijk altijd supergevoelig. Ik stap in de auto en rijd richting Waddinxveen. Opeens verschijnt er een gedeeltelijke regenboog. Ik, als enthousiast wielrenner, denk meteen aan de regenboogtrui, die de wereldkampioen om zijn schouders mag hangen. Zie je wel: ik kan de hele wereld aan!

Maar het is wel een gedeeltelijke regenboog. Voordat ik het weet, is hij opeens verdwenen en begint het te stortregenen. O ja, dat hoort er ook nog bij. Geen regenboog zonder regen, maar ook geen regenboog zonder zon. Als gevoelsmannetje vind ik dat wel lastig, maar van Marinus mag elke emotie er zijn. Dus ook die van mij blijkbaar. Ik hoef dus ook niet alles naar de positieve kant uit te leggen, maar mag gewoon eerlijk zijn. Tegenover mezelf en tegenover anderen.

Even kijken op welk gekleurd lapje van Marnella (Vlasblom – red.) ik vandaag zou gaan staan. Alleen vandaag, want morgen kan het weer anders zijn. Maar de mensen die ik hier vandaag heb ontmoet, zorgden er samen voor dat er een goede, open sfeer was waarin we met elkaar konden lachen en ook dodelijk serieus konden luisteren. Het leven is maar ingewikkeld. Zeker als er iets in je lijf gebeurt waarvan het lijkt of we er geen grip op kunnen krijgen. Kun je dan niet beter tegen iemand zeggen dat het wel meevalt of dat het wel goed komt? Zoals Johan Cruijff destijds stoer voor de camera zei dat hij de longkanker ging overwinnen? Zijn dat dan soms de dooddoeners en het doodzwijgen waar iedereen eigenlijk ongelukkig van wordt?

Ik heb vandaag veel meegekregen. Gereedschap om te leven. Gereedschap om om te gaan met verdriet en rouw, voor als het leven of de dood je rauw op je dak vallen. Maar misschien was er één ding dat er voor mij uitsprong. Een detail eigenlijk. Ik denk veel in beelden en kan die ook heel diep in mij opnemen. En toen ik nog bezig was met allerlei technische en praktische zaken, zoals de afstelling van het geluid en uittesten, kwam er een heel klein kindje binnen. Het zat onbevangen op de arm van oma en wat leken wij even allemaal groot.

Ik had helemaal geen baby’s hier verwacht. Maar het deed me denken aan ons eigen begin. En aan hoe het kind in ons langzaam verdween door wat wij volwassen noemen. Een rol spelen, ook in tijden van ziekte. Gewenst gedrag vertonen om de omgeving niet te veel met jezelf op te schepen. Hoe mooi zou het kunnen zijn als we dat kind weer leren koesteren. Even weg durven kruipen bij elkaar. Uithuilen tot iemand er een kusje op geeft. Dat is de regenboog met de zon in plaats van met de regen. Toen ik van de week weer eens een gekke bui had, schudde mijn vrouw glimlachend haar hoofd en zei liefdevol: ‘Wat ben je toch nog een kind af en toe!’ Dat was het mooiste compliment dat ik kon krijgen.

Marnella Vlasblom was op de Ontmoetingsdag in Waddinxveen één van de sprekers.

Column van Rob Favier: ‘De tekst kwijt’

Column van Rob Favier, gemaakt naar aanleiding van de Ontmoetingsdag ‘Als kanker je raakt’ in Drachten op 12 november 2022.

Wat doe je als je iets te zeggen hebt en je raakt je tekst kwijt? Dan heb je een probleem. Daar kun je op verschillende manieren mee omgaan. Van Marieke (van Lierop – red.) leerde ik dat je er vooral niet omheen moet kletsen. Ook al heb je dan natuurlijk wel tekst om iets te zeggen. Dus je moet er dwars doorheen. In de slachtofferrol kruipen, helpt niet echt. Soms voelt dat wel behaaglijk aan, maar ook zonder die rol zijn er meteen mensen in de zaal die je extra lief aankijken. Met zo’n bemoedigende blik van: ‘Toe maar joh, je bent toch ook maar een mens. En een mens vergeet weleens wat.’ Of ze kijken vol liefde naar je met in hun ogen de opmerking: ‘Mijn schoonvader heeft dat ook weleens. Die is 92’.

En er waren er zelfs bij die dachten dat het bij de act hoorde. In een tijd waarin wij zelf onze waarheid kunnen maken, kies ik dan maar voor die laatste optie: het hoorde bij de act. Dat voelt veilig. Want wij willen onze tekst niet graag kwijtraken. Dan zou je immers zo maar de grip op de dingen kunnen verliezen.

Maar wat nu zo lastig is, is dat het leven soms zaken aandraagt waarbij je geen tekst hebt. ‘Woorden schieten te kort’ zeggen we dan heel braaf en plechtig tegen elkaar. Dat kan je reactie zijn op allerlei dingen die je overkomen. Misschien heb je net de jackpot gewonnen. Ik weet niet hoe hoog die deze maand was, maar voor december staat ie op 13,2 miljoen. Dán schieten woorden je te kort. Of die Afghaanse vader die zei dat hij er geen woorden voor had toen ik een dagje kwam schilderen in de flat die hij met zijn gezin had gekregen. Ik wist niet of hij me wilde bedanken of dat het ging over de kwaliteit van mijn verfwerk, dus ik heb maar gezegd dat als hij geen woorden had, hij ze ook niet hoefde uit te spreken.

Woorden kunnen je ook tekortschieten als je te horen krijgt van de dokter dat je iets onder de leden hebt dat niet deugt. Ongetwijfeld hebben de meeste lieve mensen om je heen er wél woorden voor. De één wil trooster zijn, de ander wil het theologisch duiden en een derde vertelt je wat je moet doen. ‘Nivea’ schijnt daar iets mee te maken te hebben. Niet Invullen Voor Een Ander. Nee, dat kan ook eigenlijk helemaal niemand. Iedereen heeft zo zijn eigen gebrek aan woorden in het leven. En we moeten niet proberen voor elkaar te spreken. Een geuite emotie is wel een dalende emotie, maar hoe lastig is het dan als je de emotie nog niet onder woorden kunt brengen? Dan toch maar gewoon bruin sesam bij de bakker blijven halen? Of moet je een olifant opeten? (Citaten van Marieke van Lierop tijdens haar lezing – red).

Ach, wie weet spreek je op sommige momenten wel meer als je even blijft zwijgen. Dan ontstaat er misschien echt ruimte voor degene van wie gezegd wordt dat Hij het levende Woord is, met een hoofdletter.

 

 

 

 

 

Rob Favier en Marieke van Lierop. Marieke was tijdens de Ontmoetingsdag in Drachten één van de sprekers.

Woorden hebben kracht

Woorden – zowel positief als negatief – worden in ons geheugen gegrift. Ze kunnen ons letterlijk maken of breken. Hoe komt dat? En als positieve woorden zo goed voor ons zijn, waarom is het dan zo moeilijk die woorden uit te spreken?

Lies Nijman schreef een blog over dit thema en die delen we graag met je. Je vindt de volledige blog hier.

Lies Nijman (1955) is contextueel hulpverlener en relatietherapeut. Haar man Jan overleed toen zij 53 jaar was. Zij kregen 3 kinderen. In korte tijd verloor Lies meerdere dierbaren. Zij heeft zich daardoor steeds verdiept in alles rondom het omgaan met rouw en verdriet. Lies schreef het boek Kwetsbaar vertrouwen. Zij begeleidt mensen met diverse hulpvragen vanuit haar praktijk Langszij.