Lenneke de Mooij schreef deze blog bij het boek Tussenland van Jannie Oskam.
Palliatief. Ik blijf het een ingewikkeld woord vinden. Eén woord voor iets wat zóveel omvat, eigenlijk kan dat niet. Al sinds ik de diagnose kanker kreeg, worstel ik met dit woord. Dat grijze gebied; je wordt niet meer beter, maar gaat ook nog (lang) niet dood; ik wist nooit goed hoe ik deze fase nou moest noemen. Tot schrijfster Jannie Oskam hier een naam aan gaf: ‘Tussenland’. Treffend gevonden.
In haar gelijknamige boek schrijft ze over dit ‘overgangsgebied waar je de weg niet kent en je de taal niet spreekt’. In één stuk heb ik het boek uitgelezen. Wat een herkenning! Ik zou hele pagina’s willen citeren, omdat ze precies dát verwoordt wat ik ook wil overbrengen: dat er lang niet bij iedereen, professionals en patiënten, een goed beeld is van palliatieve zorg. Wat palliatieve zorg eigenlijk is. En voor wie het is.
Het voorwoord is geschreven door Lia van Zuylen, internist-oncoloog en hoogleraar Klinische Palliatieve Zorg. Zij maakt zich sterk voor het zogenoemde tweesporenbeleid bij oncologische en palliatieve zorg. Inzetten op behandeling, maar tegelijkertijd ook op dat andere aspect, de palliatieve zorg. In haar voorwoord schrijft ze: ‘De palliatieve zorg ondersteunt mensen met een chronische ziekte, zoals ongeneeslijke kanker, die op enig moment tot de dood zal leiden. Het gaat daarbij om veel meer dan alleen de zorg in de laatste maanden van het leven of in de stervensfase. Nadrukkelijk richt de palliatieve zorg zich op het léven met een ongeneeslijke ziekte.’
Jannie beschrijft in haar boek haar eigen zoektocht nadat er bij haar uitgezaaide kanker was geconstateerd. Ook staan er interviews in met andere ’tussenlanders’, maar ook met professionals. Kortom, een geweldig boek voor mensen die ook, misschien jarenlang, met de dood in hun schoenen lopen.
Tussenland. Er is dan nu gelukkig een naam voor waar ik mij bevind. Ik ben een Tussenlander. Met een paar andere Tussenlanders hebben we sinds kort een groepje gevormd om zo nu en dan even met elkaar te praten. Omdat we landgenoten zijn. Omdat we elkaars taal spreken. Al realiseerde ik mij na ons eerste gesprek, maar ook al eerder na gesprekken met anderen die palliatief zijn, dat er wel grote verschillen kunnen zijn in welke fase je je bevindt in dat palliatieve traject.
Het is een heel verschil of je na de diagnose ‘niet meer beter worden’ nog weken of maanden te leven hebt of dat met (nieuwe) behandeling de ziekte, soms nog jaren, chronisch kan worden gehouden. Dat maakt ook uit waar je op dat moment behoefte aan hebt. Wat je in die fase nodig hebt. En waar je de informatie kunt vinden. Zoals Anita uit het boek ook zegt dat het belangrijk is te weten waar je terecht kunt. ‘Je ziet door alle bomen het bos niet meer’. Ze zou het daarom een goed idee vinden als je, naast de informatie over de behandeling, ook een boekwerk zou krijgen met tips waar je met al je andere vragen terecht kunt. Sommige ziekenhuizen zijn hier al ver mee. Of hebben al palliatieve teams. Maar over het algemeen ervaren mensen toch dat ze zelf op zoek moeten gaan.
Zoals de hartenkreet die ik las in een besloten groep op social media van een jonge vrouw die gehoord had dat ze niet meer beter kon worden: ‘Wie helpt mij? Hebben jullie tips? Ik zit veel te googelen, maar ik vind het niet’. Dat vind ik erg. Dat zou toch niet mogen gebeuren. Er zijn wel sites. En er is best wel veel op het gebied van palliatieve zorg. Maar je zou het toch aangereikt moeten krijgen. En niet zelf op zoek moeten gaan als je net de dood aangezegd hebt gekregen.
Nog even terug naar het beeld van ‘Tussenland’. Laten we nog wat verder fantaseren hierover. We hebben het dus over een ‘land’ waar we wonen. We zijn dus weliswaar landgenoten en we spreken dezelfde taal. Maar soms wordt er dan weer een dialect gesproken, zodat je voor de ander toch niet helemaal goed te verstaan bent. Soms zie je zoveel bomen, zodat je het bos niet meer ziet van de palliatieve zorg. Net zoals in echte landen wonen we niet allemaal op dezelfde plek. Je kunt in het noorden wonen, de bovenste schaal; of in het zuiden, richting de allerlaatste fase. Misschien woon je aan een meer, bij de kust, in een stad. Of vlak bij de grens. Je mag voor jezelf de plaats waar jij je bevindt bepalen. Persoonlijk zie ik mezelf wonen in het noorden, de bovenste schaal. En aan een rivier. De rivier als symbool voor mijn geloof in God. Daar waar ik mij kan laven. Ik woon momenteel rustig op het stabiele platteland. Al heb ik ook een poosje in de drukke stad van chaos en onzekerheid gewoond. Ik woon hier tevreden. Soms verstaan de mensen uit omringende landen mij niet altijd. Maar met handen en voeten proberen we elkaar toch te begrijpen.
Natuurlijk zou ik best willen verhuizen uit dit land. De laatste controle bij de oncoloog, een paar weken geleden, heb ik er nog eens naar gevraagd. ‘Ben ik beter nu?’ Tenslotte ben ik al een jaar stabiel zonder enige behandeling of medicijn. Dan glimlacht ze lief en zegt: ‘Chronisch, laten we het zo noemen’. Natuurlijk weet ik heus wel dat het antwoord niet zal zijn dat ik opeens beter ben. Het is vragen naar de bekende weg. Maar weer even te horen ‘stabiel en chronisch’ uit de mond van de oncoloog, daar word ik ook blij van. Dus ik blijf rustig wonen waar ik woon en ik hoop dat ik nog lang niet hoef te verhuizen.
Lenneke
Uitgeverij De Graaff, 1e druk maart 2021, ISBN 9789493127128, € 20,-.