Post uit de hemel

Schat, waar zal ik die kaarten hangen?’
Zuchtend open ik mijn ogen op zijn vraag. Ik ben moe en verdwaasd van alle kalmeringstabletten die ik neem omdat pijnmedicatie allergische reacties veroorzaakt. De pijn maakt me gek. De stapel beterschapskaarten met daarop ‘knap snel op’ teksten groeit sinds een maand. Ik ben ziek, erg ziek. De meeste heb ik maar voor de vorm geopend, maar de woorden helen niet. Ik zie toe hoe mijn man bijna liefdevol de kaarten door zijn hand laat gaan en ik vervloek het moment. Ik trek mijzelf overeind van het bed in de huiskamer en grijp naar een fles zoutwater om mijn mond te spoelen voordat ik antwoord geef.
‘Wat dacht je van de prullenbak?’ Ik spuug water met stukjes dood vlees, ontsteking en zoutoplossing uit. Verontwaardigd schiet mijn man in de lach.
‘Oké, waar de kaarten altijd hangen dus, op de deuren…’
Ik knap. Maskers hebben mij nooit goed gestaan.

‘Snap je het niet?! Ik wil niet geconfronteerd worden met die kankerkaarten! Ze benadrukken dat God mij niet genezen heeft!!! ’Door mijn tranen heen zie ik hoe manlief zijn mond opent en sluit. Ik weet dat hij zijn immer bemoedigende woorden inslikt.
‘Lieverd, praat met God…’
Bokkig kijk ik op en lieg een verlangen weg. ‘Gaat niet. Ze hebben een deel van mijn tong geamputeerd weet je nog?’
Beide zwijgen we. De kaarten legt hij behoedzaam naast mijn bed. Ik draai mijn hoofd weg voor zijn kus.

Verloren
Mijn heilige huisje van ALTIJD geloven is omvergeworpen. Of misschien niet. Ik heb in ieder geval mijn Bijbel verstopt. Niet alleen ik zwijg, ik wil dat God ook zwijgt. Zelfmedelijden erkent geen bemoeienis of bemoediging. Want voor het eerst sinds mijn bekering heb ik het gevoel dat God mij in de steek gelaten heeft en ik kan het niet verkroppen. Ik snap ineens waarom veel mensen mijn bevlogenheid voor God niet kunnen pakken. Ik bedoel: wie mij kent, heeft over God gehoord… Blijkbaar kunnen mensen zich echt té gekwetst, beschadigd of genegeerd voelen om in een goede God te geloven. Achterlijk genoeg voel ik nog steeds de passie mensen te helpen begrijpen dat God niet schuldig is aan het leed in de wereld. Al ben ik nu monddood gemaakt. Tijdelijk, medisch gezien. Mijn spraakstaaf mist een deel. Praten gaat, maar voor het eerst wil ik zwijgen.

Maar hij is trouw
Ik weet echter, proefondervindelijk, dat God trouw is. Misschien genas Hij deze kanker niet zoals IK dat wilde. Hij voorzag wel een zéér vroege ontdekking zodat ik nog kan spreken. Hij redde mijn leven door een bezoek van een vriendin die kwam op het moment dat ik bijna stierf door een reactie op de morfine. Hij genas ooit een scala aan psychische problemen, heelde mijn familiebanden, maakte mij stabiel, enzovoorts.

Superchristen
De volgende dag hang ik zelf de kaarten op. Zelf.
Het kost mij moeite maar ik kan inderdaad de liefdevolle steunbetuigingen niet langer negeren. Vanaf dit moment pak ik met vallen en opstaan het leven weer op. De ene dag huil ik tranen met tuiten van onbegrip en fysieke pijn omdat een vleesetende bacterie mijn tong als lekkernij verkiest, de andere dag slik ik een extra kalmeringstablet en verzink ik in misleidende stilte. Ik vraag hulp voor mijn heftige emoties. Ik vind het afschuwelijk, dat ik, de superchristen, hulp nodig heb mijn emoties te verwerken. Maar het helpt.

God verlaat ons niet
Een maand later ruim ik de kaarten op.
Ik maak er eerst een foto van. Ik heb meer energie, mijn tong is geheeld. Ik richt mij op herstel. Het leven is niet meer zo vernietigend als de kanker was. Ik noem de foto ‘het leed dat kanker heet’, twee deuren vol met een in deze wereld zeldzaam handgeschreven teksten van mensen die met mij meeleden. Als ik ze door mijn handen laat gaan terwijl ik ze opberg voel ik mijn hartslag. Ik leef. En nu ik mijn hartslag voel, wordt mijn ademhalen weer een vorm van bidden. En terwijl ik mij dit besef, loop ik naar de brievenbus. Tot mijn verrassing ligt er wéér een kaart.
En ik lees hem. Ik lees hem helemaal.
En ik moet huilen. Ook nu moet ik huilen.
Niet uit zelfmedelijden dit keer, maar uit dankbaarheid, omdat ik buiten de kaders van kanker denk: Hoe wonderlijk, dat er een liefde is die zich uitstrekt naar de ander. God heeft mij nooit verlaten. Hij leed met mij mee. Twee deuren dik.

Geschreven door Natasja Vermoten. Natasja is 34 jaar, woont in Velsen en werd op haar 30e gediagnosticeerd met tongkanker. Ze schrijft over de dingen die de flexibiliteit van het leven ons soms (tegen wil en dank) aanbiedt. Kanker was voor haar daar een onderdeel van. Op haar site www.mensenverhaal.com kun je meer lezen over haar proces onder categorie ‘kanker’. Ook kun je hier het dichtbundeltje ‘dichter tegen kanker aan’ gratis downloaden. 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *