Overdenking ds. Marco Batenburg

Corrie ten Boom hield ooit in Tokio een toespraak. Ze gebruikte als voorbeeld een zware koffer en vertelde hoe zwaar de last van alles vaak drukte. Maar toen ging ze uitpakken. Eén voor één haalde ze de spullen eruit, die steeds een beeld vormden voor een bepaalde zorg. ‘Hier is mijn reis, die ik volgende week moet maken. Ik werp de zorg daarvoor op U. Hier zijn mijn vrienden thuis. Wilt U met hen zijn? En dit hier is mijn ongeloof. Vergeef het mij Heere.’ Net zolang tot de zorgenkoffer leeg was. Toen zei Corrie ‘amen’, en ze zwaaide met de koffer alsof hij van papier was.

Jaren later ontmoette Corrie iemand die haar presentatie had bijgewoond. Juist wat na de toespraak gebeurde, had hij onthouden. Corrie had alles ingepakt en verliet de zaal met een even zware koffer als toen ze kwam.

Petrus roept op om onze zorgen op God te werpen. Een zin om ter harte te nemen én te doen! Hij wijst in zijn brief steeds op de weg die Christus gegaan is. Hij ging voorop: heel de weg naar het kruis. Hij voor mij. En daarom hoeven we onze weg niet alleen te gaan. Bemoedigend: er gaat Iemand met je mee! Er is Iemand die alles voor je heeft overgehad. Gooi daarom alles wat je bezwaart van je af, leg het bij de voet van het kruis.

Want Hij zorgt voor u. Letterlijk staat er: u gaat Hem aan het hart! ‘Meer dan een moeder troost, troost Hij’, zegt de profeet Jesaja. Meer dan een vader dragen kan, draagt Hij. Er zijn geen grenzen aan Jezus macht. Om je te helpen, te zegenen, te bevrijden, gerust te stellen. Wij gaan Hem aan het hart. Hij zorgt voor ons!

 

Ds. Marco Batenburg

Meditatie ‘Toen Hij hún geloof zag…’

Toen Hij hún geloof zag…

Een spreekwoord ontstaat niet vanzelf. Er zit altijd wel iets van waarheid in. En de opmerking ‘In nood leert men vrienden kennen’ is er een die veel zieke mensen kunnen nazeggen. Als het erop aan komt, gebeuren er soms verrassende dingen. Mensen, waarvan je zeker dacht te weten dat die naast je zouden komen staan, hebben geen tijd en juist diegenen van wie je een lage pet op hebt, zijn er opeens voor je. Van je vrienden moet je het hebben. Ook alweer zo’n uitroep.

Er staat een verhaal in de bijbel waarin de vrienden als het ware plaatsvervangend geloven voor de zieke. Geweldig om te lezen. Ze laten zich door niets en niemand tegenhouden als ze met hem naar Jezus willen. Uiteindelijk laten ze hem door het dak zakken voor Zijn voeten. Er wordt helemaal niet verteld wat de verlamde man zelf wilde. Natuurlijk, hij wilde weer lopen, maar of hij vertrouwen had dat Jezus zoiets zou kunnen bewerkstelligen, wordt niet genoemd. Wél die opmerking die voorafgaat aan Jezus’ reactie: ‘Toen Hij hun geloof zag’. Hún geloof. Dus het ging helemaal niet om het geloof van de zieke en al helemaal niet om de vraag of hij wel genoeg geloof had. Nee, zijn vrienden stonden voor hem in.

Als je ernstig ziek bent, is het erg troostrijk om te ontdekken hoeveel mensen er eigenlijk van je houden. Dat heb je nodig en je mag het ook met volle teugen tot je nemen. Je mag het koesteren en beleven, want het schept kracht om te dragen wat er op je bord is gekomen. Juist in een tijd waarin het individualisme meer dan ooit hoogtij viert en iedereen vooral bezig is met ik, mij en mezelf, is het superbelangrijk om dwars tegen de draad in te roepen dat het niet gaat om ‘ik’, maar om ‘wij’. Dat mensen geroepen zijn om elkaar te dragen. Niet alleen als ze elkaar aardig vinden, maar omdat ze mensen zijn. En dat hoeft niet altijd met prachtige woorden en mooie gedichten. Ik weet niet of die vrienden uit het bijbelverhaal eigenlijk wel iets gezegd hebben toen ze de stunt uithaalden om hun maatje voor de voeten van Jezus te laten zakken. Maar ze wáren er wel voor hem en hoe! Als je sámen de weg loopt die niemand wil lopen, besef je soms zo maar dat in die ander wellicht God naast je loopt.

Het bijbelverhaal staat in Marcus 2:1-12.

 

Rob Favier

Wat ga jij doen deze zomer?

‘Ga je nog wat leuks doen, ga je nog ergens naar toe in de vakantie?’ Deze opmerking heb ik de afgelopen jaren nog weleens gekregen, goed bedoeld natuurlijk, maar zo komt het niet altijd over. We gaan de zomer tegemoet, de vakantie komt eraan, veel mensen verheugen zich erop, hebben een reis dichtbij of ver weg geboekt. Maar er zijn ook mensen die de reis moesten annuleren en helemaal niet op vakantie kunnen omdat ze in een traject rondom kanker zijn beland. Anderen hebben net een zwaar verlies geleden en dan sta je niet stil bij een (leuke) vakantie. Je moet alle zeilen bijzetten om te overleven. En als je alle behandelingen en operaties hebt doorstaan, is het ook niet vanzelfsprekend en ben je vaak nog niet in staat om te ontspannen, moet je bijkomen van alles wat je in de afgelopen tijd (soms jaren) hebt meegemaakt.

 

Hoe ga je dan om met je familie, vrienden en bekenden die wel weggaan en dat misschien wel moeilijk vinden om tegen jou/jullie te zeggen? Hoe houd je dan hoop en vertrouwen in en na zo’n moeilijke tijd? Kan en wil je dit dan vinden bij God? Durf en kan je de hoop en het vertrouwen nog uitspreken en om kracht vragen aan God? Kunnen woorden uit de Bijbel je daar dan nog bij helpen?

Zoals geschreven staat in Psalm 84 vers 4: ‘Zelfs de mus vindt een huis en de zwaluw een nest waarin ze haar jongen neerlegt, bij Uw altaren, Heer van de hemelse machten, mijn Koning en mijn God’.

Een warm nest waarin je wordt neergelegd, is dat niet wat je nodig hebt in moeilijke tijden? Een nest waaruit je kracht kunt putten om door te gaan, maar ook, om de ander hun vakantie te gunnen. Zelf zei ik vaak: ‘Ga lekker weg en geniet ervan, stuur af en toe een foto zodat we kunnen zien waar jullie zijn en jullie het fijn hebben met elkaar.’

En daarom kan deze psalm zo troostend zijn, de mus heeft de allerbeste plaats gekregen. De zwaluw ook, maar voor de zwaluw uit: de mus. Zij mogen in deze psalm het voorbeeld zijn van wat er gebeurt wanneer iemand naar God toe gaat. Je komt thuis! Echt thuis. Zoals zelfs het kleinste musje wel een klein nestje kan vinden en een zwaluw wel een plekje opzoekt ergens onder een dakgoot, zó vindt de pelgrim op weg naar Jeruzalem uiteindelijk een woonplaats in het heiligdom. Bij God kun je thuiskomen!

 

Soms denk je weleens: ben ik wel goed genoeg voor God? Je kunt jezelf dan net zo’n nietig musje voelen en denken: ‘Ziet Hij wel in wat voor moeilijkheden ik me nu bevind?’ Hoe groot of klein je zorgen, ziekte of andere problemen ook zijn, God vindt jou de moeite waard, bij Hem mag je schuilen, jij bent als mens heel kostbaar in Gods ogen, bij Hem kun je de kracht vinden die je nodig hebt en, net zoals dat musje en die zwaluw, je neerleggen in Zijn liefdevolle Vader armen.

 

Joke Pennewaard

 

Als kanker je raakt ben je zeker heel kwetsbaar, maar nooit onbruikbaar

Op de studeerkamer van mijn vrouw hangt een reproductie van een schilderij dat Otto de Bruyne ooit maakte. Het is alweer jaren geleden dat ik een programma met hem maakte. Ik zag dat schilderij in zijn atelier en werd daardoor direct herinnert aan mijn intrede in de gemeente van Zwolle.

 

Het schilderij laat een groepje kruiken zien. Ze zijn allemaal verschillend. In grootte en in kleur. Eén kruik is zelfs kapot. Er zit een groot gat in. Maar door dat gat zie je dat in die kapotte kruik gouden munten liggen. Dit herinnerde mij aan mijn intrede tekst:

“Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de alles overtreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons” – 2 Korintiërs 4:7

 

Waarom ik toen die tekst koos?

Ik denk dat het een poging was om aan de gemeente te vertellen dat ook deze dominee maar een heel gewone man was, maar dat wel aan hem een geweldige schat was toevertrouwd: de bediening van het evangelie.

 

Het is een populaire intredetekst.

Het is ook een prachtig beeld.

Een dienaar van God. Een gewoon mens, maar drager van een geweldig evangelie.

 

Het schilderij sprak mij toen aan, maar nu nog meer. Het doet mij denken aan de mens zoals ik nu ben geworden. Geen gave kruik meer, maar een kruik waarin door ouderdom en ziekte steeds meer scheuren komen.

 

Ik ben kwetsbaar, maar niet onbruikbaar.

Het heeft alles te maken met de schat die ik nog steeds met me meedraag. Een schat die door de scheuren in de kruik soms nog beter te zien is dan vroeger.

 

Het geldt voor ieder die gelooft.

Je bent een aarden vat. Kwetsbaar, breekbaar, maar niet onbruikbaar.

 

Ik gun ieder een gaaf bestaan.

Een kruik te zijn zonder scheuren.

 

Maar vroeg of laat komen die scheuren ook in jouw bestaan. En dan geldt de vraag niet hoe je er uit ziet, maar wat je van binnen met je meedraagt.

 

Als kanker je raakt ben je zeker heel kwetsbaar, maar nooit onbruikbaar.

Ik vraag niet naar je buitenkant, maar naar je binnenkant.

Leeg? Of juist vol met de zegeningen van ons geloof in God, ons vertrouwen op Hem.

 

Ds. Arie van der Veer

 

 

Rouwen, overgang naar een onbekend land – Gettie Kievit

Wat kan het ongelooflijk pijn doen als we iemand moeten missen. Ik zal nooit de gezichten van het ouderpaar vergeten bij de dood van een veertienjarige leerling uit mijn klas. Op vrijdagmiddag bracht een van de docenten Marjan naar huis, omdat ze tijdens de les hevige buikpijn kreeg. Op maandagmorgen kregen we het ontstellende bericht te horen dat ze er niet meer was. Ze was in het ziekenhuis overleden aan buikvliesontsteking. De klas was verbijsterd. Hoe kon dit zomaar gebeuren…?

We spraken lang met elkaar. Veel vragen kwamen op. Vooral ‘waarom zo jong?’ Een vraag die ook door veel mensen met kanker en hun naasten wordt herkend. Het hield niet op…

Als klassendocent wist ik niets anders naar voren te brengen dan iets wat er in machteloze situaties over God staat geschreven. In de tiende psalm klinkt het ‘dat Hij moeite en verdriet ziet om het in Zijn hand te leggen’.

Om vlak na die verschrikkelijke mededeling dit te benoemen, leek me aanvankelijk wat kort door de bocht. Maar de inhoud trok me over de streep. Het woordje ‘om’ geeft een doel en daardoor richting aan. Plotseling waren we allemaal, en vooral de ouders van Marjan, in een totaal onbekend land aangekomen… In een land van groot verdriet. We horen hier dat God op de hoogte van ons lijden blijkt te zijn. Dat Hij ons in het oog heeft in onze moeite en verdriet en … er zo ook Zelf bij is. Daarom willen deze woorden ons een weg wijzen bij deze ongewilde transitie naar een onbekend land.

Het is nog niet zo eenvoudig om ons verdriet en onze pijn daadwerkelijk in Zijn hand te leggen. En als het ware onze toekomst aan God over te dragen. Het gaat vaak gepaard met een langdurig proces van rouwen. Rouwen is geen gemakkelijk proces. Het is een traject vol gevoelens van verdriet, pijn, gemis en wat niet al. De dood is zo definitief. Je mist elke dag je dierbare naaste: je lieve maatje, je goede gesprekspartner, je vrolijke kind en ga zo maar door. Door al je toekomstplannen wordt een streep gehaald. ‘Welk spoor moet je dan volgen, nu die ene ontbreekt?’ Er komt zoveel op je af in dit onbekende land…

Op termijn ga je misschien voetje voor voetje je nieuwe weg verder. In de hoop dat het een begaanbare weg zal zijn. Maar in de nacht, als de dag tot stilte is gekomen, word je soms nog door je verdriet overvallen. We kunnen niet slapen omdat we die geliefde ene zo missen. Allerlei aspecten uit het leven van die ander kunnen dan plotseling naar boven komen: wie diegene werkelijk was en wat hij of zij van ons verwachtte…

De dichter Sytze de Vries koos de vlucht naar voren toen hij het volgende gedicht schreef. Hij stelt ons voor een keuze:

 

Fluistering in de nacht

Je kunt huilen omdat iemand die je lief was er niet meer is

of blij zijn omdat diegene heeft geleefd.

Je kunt je ogen sluiten en hopen dat hij of zij terugkomt

of je kunt je ogen openen en zien wat diegene heeft achtergelaten.

Je hart kan leeg zijn omdat deze persoon er niet meer is

of je kunt vervuld zijn van de liefde die je kon delen.

Je kunt je afwenden van de toekomst en in het verleden leven

of je kunt proberen door te gaan vanwege gisteren.

Je kunt iemand alleen herinneren omdat die persoon er niet meer is

of je kunt haar of zijn gedachten koesteren en die laten voortleven.

Je kunt huilen, je leeg voelen of je omdraaien

of je kunt doen wat hij of zij wilde: Iets van jezelf maken en trots zijn op wie je bent.

 

Zo wil ook dit gedicht ons een weg wijzen in het onbekende land!

 

Gettie Kievit

Overdenking van Marinus van den Berg: Wie zich niet veilig voelt

Wie zich niet veilig voelt. Niet veilig in zijn lichaam
Niet veilig in een relatie
Niet veilig thuis of in een gezin
Niet veilig op zijn werk of op straat
Niet veilig in de wereld
Die kan naar
binnen vluchten
Die kan zich terugtrekken
Die trekt een brug omhoog
Die kan een fort worden
Die kan in een schulp gaan zitten
Die schulp wordt zijn schuilkelder
Die schulp kan koud en steenhard worden
Wie zich veilig gaat voelen
Wie zich serieus genomen voelt
Wie niet beoordeeld of veroordeeld wordt
Wie oprechte interesse voelt
Wie iemand met geduld ontmoet
Die kan de deur van zijn schuilkelder op een kier zetten
Die kan de moed voelen om een brug over de slotgracht neer te laten
Die krijgt tijd om zachter te worden

Er komt licht binnen
Er groeit een begin van vertrouwen
Er groeit hoop in die veilige ander
Een vreemde kan een emotioneel veilige vreemde worden
Die kan zien dat een mens natuurlijk gesloten is, maar open kan

Wie veel heeft moeten vluchten
Wie zielsschade heeft opgelopen
Wie niet meer weet wie je kunt vertrouwen, kan een schulp opbouwen als een fort
Hoe moeilijk kan het zijn om je kwetsbaarheid te tonen
Hoe moeilijk kan het zijn om je eenzame verdriet te delen.

Misschien zijn we soms allemaal een schulp. Zijn er ervaringen en gebeurtenissen die we blijven verbergen. We willen er niet doorheen, maar proberen er omheen te gaan. We willen onszelf kennen en tonen als een ‘positivo’. Tot we in de genadige ruimte van belangeloos vertrouwen komen:

We krijgen de moed en het verlangen om open te gaan!

Ik was in een kerk, een schuilplaats voor kwetsbare mensen. Het was in Drachten met de stichting Als kanker je raakt. De groep was klein genoeg om geen microfoon nodig te hebben. De groep was groot genoeg om je ook te kunnen verbergen. Je mocht iets zeggen of vragen. Maar je moest niets.

Wie door kanker wordt geraakt, heeft veilige hulp en steun nodig. Je levensboom in de winter, lente, zomer of herfst, kan in een hevige storm komen. Niet alleen jouw leven, maar ook van allen met wie je verbonden bent. Je tuimelt soms van de ene onzekerheid in de ander. Je hebt soms rusttijd nodig waar het leven doorraast.

Er waren die dag veel woorden, maar er waren niet alleen woorden: Er was de kwetsbare openheid van de jongste Marieke. Ik dank haar voor haar autobiografische inzichten: kwetsbaar krachtig.

Er was bij het welkom ook heerlijk Fries gebak dat al naar sinterklaas smaakte. Er was een zanger – ook van ver gekomen – met fijngevoelige liederen die ook even stokte.

Er was heerlijke pompoensoep met pindasmaak, boerenmelk en biologische boterhammen met kaas en ham en nog meer. Ook aan vegetariërs was gedacht. Wie veel stress, verdriet, gemis ervaart, kan ook door deze lekkere dingen, met zorg gemaakt en aangeboden, kracht krijgen.

De koster/beheerder was een vrouw met aandacht: geen paardenbloem, maar een zonnebloem! Ze noemde zich niet zo belangrijk! Ze vertelde me van de vernieuwing/verbouwing van deze Zuiderkerk in Drachten. Er stond bij het binnenkomen aan de voorkant een opmerkelijke schaal die een collecteschaal leek, maar het niet was. Zij, en nog een vrouw, ook betrokken bij de stichting Als kanker je raakt vertelden van het verhaal achter deze schaal. Verhalen kunnen je hart en je ogen openen! Zo gingen mijn ogen en hart open voor de kunstwerken te zien in de hal en de zaal, al of niet in de vitrinekasten.

Mensen van de kerk hadden de vraag gesteld: ‘Hoe kunnen we onze drempel verlagen? Hoe kunnen we verbinden?’ Ze waren in coronatijd op het idee gekomen om kunstenaars, die niet zoveel aandacht kregen en huns inziens wel meer opgetild mochten worden, uit te nodigen om te exposeren. Er is een eenzijdige aandacht voor topkunstenaars, maar er zijn veel meer kunstenaars. Ik leerde vandaag een man kennen die zijn kunstwerk een schulp noemde. Een keramist. Zijn schulpen deden me denken aan bloemkolen. Wij hadden in mijn jeugd op de boerderij witte en rode bloemkolen. ‘Mijn eerste schulp was helemaal gesloten’, zei hij. Maar er lagen ook drie anderen. ‘Deze zijn al minder gesloten’, zei hij. Zijn werk inspireerde me tot de begintekst hierboven.

Ik vroeg naar de prijs en ging als een rijker geworden mens terug naar mijn huis in Rotterdam. Voor ik vertrok naar station Groningen met een man, die ook door die koude kanker was geraakt, die graag wat wilde doen, maar zich niet als een bestuurder zag, zag ik ook het beeld wandeling langs het strand. Dat beeld is op mijn netvlies meegereisd. Ik had deze ochtend vrouwen en mannen ontmoet die weet hebben van de striemende storm, van de angstig makende tegenwind die je onderuit kan halen. Die weet hebben van het leven dat zuur/zoet kan zijn. Niet of of, maar en en.

In Assen stapte er een echtpaar in. Ze waren niet, naar ik dacht/invulde, naar het museum geweest. Ze waren met een camper door de mist vanuit Noord-Holland gereisd naar een vrouw die deze ‘trekhut‘ van hen via internet had gekocht. De zon straalde alsof het zomer was. Naar buiten kijken en het landschap lezen, ontspanden me. Zij lazen ineens in hun nog niet gelezen krant dat een vriend was overleden. Dat hij zou overlijden wisten ze, maar nu al…. Ze hadden nog een wandelafspraak. Het was al stil, maar het werd nog stiller. Het werd een bijzondere reis tot Amersfoort. Hij vertelde over zijn broer, aan corona gestorven, die een verkondiger was van de complottheorieën: hoe verwarrend de herinnering was aan hem voor hem en voor zijn kinderen. Je kunt niet open en kwetsbaar zijn als iemand je bedreigt en zijn kijk op de werkelijkheid als de enige ware poneert. Dan heb je soms een schulp nodig om je te beschermen. Als bekeren betekent dat de ander moet denken als jij. Als je denkt dat heidenen mindere mensen zijn. Er was een mysterieus mooie zonsondergang met de belofte er morgen weer te zijn. Misschien moeten we eerst de mist aankijken, maar de ochtend zal bloeien, vrij van pijn, want er is altijd licht (Amanda Gorman bij het aantreden van president Biden).

Dank voor deze dag!

Marinus van den Berg, 12 november 2022

Noot van de redactie: Marinus van den Berg was één van de sprekers tijdens de Ontmoetingsdagen ‘Als kanker je raakt’ in Zwolle, Waddinxveen en Drachten en zal ook de komende Ontmoetingsdagen in Hardenberg, Ermelo en Middelharnis zijn waardevolle bijdrage leveren. Zie voor data de agenda elders in deze nieuwsbrief.

De Haven van rust

De Haven van rust
‘k Zwierf eenzaam en bang
op een zee van verdriet,
zover van de veilige kust.
Toen hoord’ ik een stem
zeggend: ‘Komt nu tot Hem’.
En ik kwam in een Haven van rust.

Dan vind ik mijn lust
in die Haven van rust
en vrees voor de stormen niet meer.
De kracht van d’ orkaan
richt geen onheil meer aan,
‘k ben veilig bij Jezus, mijn Heer.

O, zie hoe vol liefde uw Redder u wacht,
Hij weet van uw scheepje in nood.
Kom, hoor naar Zijn stem,
zoek uw toevlucht bij Hem,
want waarlijk, Zijn liefde is groot.

Dan vind ik mijn lust
in die Haven van rust
en vrees voor de stormen niet meer.
De kracht van d’ orkaan
richt geen onheil meer aan,
‘k ben veilig bij Jezus, mijn Heer.

De storm is voorbij
en de lucht is geklaard,
de vrees wijkt nu weer in het hart.
Hij sprak met Zijn stem,
ja, de wind hoort naar Hem,
en ik voelde niet langer de smart.

Dan vind ik mijn lust
in die Haven van rust
en vrees voor de stormen niet meer.
De kracht van d’ orkaan
richt geen onheil meer aan,
‘k ben veilig bij Jezus, mijn Heer.

Meditatie: als je niet meer beter wordt 

Wat moet je zeggen als je deze boodschap krijgt? Hoe voel je je op zo’n moment? Wat ik heb ervaren is, dat de grond onder je voeten wordt weggeslagen. Ineens is er het besef: zijn leven gaat eindigen, afscheid, verdriet, loslaten, hoe gaat hij dat laatste stukje in en, hoe zal ‘het einde’ zijn? Een hele korte samenvatting van gedachten en emoties die door je heen kunnen gaan en dan besef ik heel goed dat het voor iedereen heel anders is en ervaren wordt. 

Wat kan dan als troost klinken op zo’n moment en je helpen in de tijd die er nog rest! Soms zijn er gewoon geen woorden, maar wat wel klinkt zijn de woorden van God zoals we die tegenkomen in de psalmen. 

Enige tijd geleden zat ik samen met mijn tante van 93 jaar na te tafelen nadat we met elkaar hadden gegeten. Om dit af te sluiten las ik Psalm 121. Na het lezen vroeg zij: daar heb je vast wel steun aan. Ik beaamde dit met: Ja, zeker. Want deze psalm had ik s ’morgens voor mezelf gelezen en hij ontroerde me. Wat was het dan dat mij aansprak en kan dit  jou en mij tot troost zijn. 

De psalmdichter vraagt zich af en wel direct in het 1e vers: ‘Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar komt mijn hulp’? Gelijk in vers 1 klinkt zijn onmacht en vraagt hij zich af waar zijn hulp vandaan komt. Waarschijnlijk bevindt de psalmmist zich in een omstandigheid die hij niet kan overzien, een situatie die heel anders is dan het weten dat je niet meer beter word, maar waarschijnlijk, net zo onzeker. Een situatie waarin je je misschien wel afvraagt: ‘God waar bent U’. 

De psalmdichter is een pelgrim onderweg naar Jeruzalem, het is een gevaarlijke reis. Omdat tussen de bergen in vaak rovers zitten die je kunnen overvallen, dan komt de angst vanzelf naar boven drijven. Elk moment kan je aangevallen worden, het onheil zomaar over je heen komen en lig je zwaar gehavend langs de kant van de weg, want, deze verhalen kent de pelgrim, hij heeft er over gehoord. En, het kan de pelgrim ook treffen.  

En dan, juist daar tussen de bergen in, vraagt hij zich af, wie zal mij helpen? Gek eigenlijk, dat hij dat doet als het gevaar dreigt en niet, voordat hij op reis ging, en gezorgd heeft dat hem zo min mogelijk zal overkomen. Heeft hij dan van te voren niet bedacht dat dit ook hem kon gebeuren? Wat is dit herkenbaar, want vaak denk je dat alles een ander overkomt en ver van je eigen leven blijft en jou ziekte en zorg niet kunnen overkomen. Maar we weten, dat ook onszelf of onze naasten ziek kunnen worden. 

En dan op zo’n moeilijk punt in zijn leven, vraagt de psalmdichter zich af: waar komt mijn hulp vandaan? Nou, dat is voor de pelgrim overduidelijk, de Heer is mijn hulp We lezen in de psalm in vers 3 en 4 dat die hulp er ook echt voor hem wil zijn. 

‘Nooit laat hij toe dat je voet wankelt, nooit verslapt de aandacht van je behoeder! Zijn aandacht verslapt niet, hij valt niet in slaap, de behoeder van Israël.’ Die hulp, is er dus altijd, ontbreekt nooit. En daar bidt de dichter voor, niet omdat hij in nood is, maar hij bidt om aandacht: aandacht van de Eeuwige God, zodat je je veilig en beschermd mag voelen. Mede daarom vind ik het laatste vers zo mooi: ‘De Heer houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid’. 

Je omgeven weten door de liefde van God van het eerste tot het laatste moment van je leven. Je ziet in de psalm dat de dichter verder kijkt, het gaat niet over weggaan en weer thuiskomen. Het gaat over geboren worden en sterven. Het gaat over onze levensreis en dat God altijd waakt over je leven, hoe zwaar het soms ook kan zijn.  En wat is het dan fijn, dat we Jezus Christus mogen kennen en Hij ons heeft voorgeleefd om op zijn Vader te vertrouwen.  

Zoals in het verhaal dat Jezus aan boord was in het schip van zijn leerlingen en heerlijk sliep terwijl de storm de boot alle kanten opduwde. En Jezus, slaapt rustig door. Hoe kan Hij dat toch doen vroegen de leerlingen zich af? 

Dat kan, omdat Jezus weet, mijn Vader blijft wakker van nu tot in eeuwigheid. Dit vertrouwen, dat je niet alleen hoeft te zijn, je gedragen mag weten door de Eeuwige, dat vertrouwen van Christus, wens ik u en jou van harte toe en, is ook voor ons de moeite waard om voor te bidden! 

Joke Pennewaard-Duiveman. 

Uithuilen bij God

 

‘Mijn omzwervingen hebt U opgetekend, vang mijn tranen op in Uw kruik. Staat het niet alles in Uw boek? In het uur dat ik U aanroep wijken mijn vijanden, want dit weet ik: God staat mij terzijde’
Psalm 56:9,10

Je zult het vroeger vast ook hebben gedaan. Uithuilen bij je moeder of je vader. Een ander kind had je geplaagd of pijn gedaan. Je rende naar je moeder toe. Ze nam je dan op schoot. En je huilde heel hard. Zo hard dat moeder eerst helemaal niet begreep waarom je huilde. ‘Stil nou maar’, zei moeder. ‘Vertel nu eerst eens rustig wat er gebeurd is.’ Dan vertelde je het. Je probeerde het tenminste te vertellen. Het ging met horten en stoten. Al snikkend.

Op dat moment was je als kind ongelukkig en gelukkig tegelijk. Je voelde je ongelukkig. Daarom huilde je zo hartverscheurend. Maar ergens was je ook gelukkig. Want je moeder was er voor je. Daarom begon je nog harder te huilen. Uithuilen noemen we dat. Hoe graag zou je dat soms ook nog willen als je ouder bent.

Waarom huil je niet uit bij God? Een kind van God hoeft zich niet stoer of emotieloos voor te doen. Een kind van God mag bij Hem als een kind zijn. Je mag met je pijn bij God komen. Schreeuw het maar uit. Vertel wat je dwars zit. Reken maar dat Hij luistert naar je verdriet. Hij doet wat met je tranen. Lees die prachtige tekst boven dit stukje nog maar eens.

Uithuilen bij God, Zijn medeleven voelen, geeft een gigantische troost. Juist dan ervaar je dat Hij bij je is in je verdriet. Vaak zijn zulke momenten later heel kostbaar. Juist in de diepte was God bij je.

Psalm 56 gebruikt een prachtig beeld: ‘Vang mijn tranen op in uw kruik’. Hij ziet onze tranen. Hij telt ze. Hij bewaart ze, als iets kostbaars. Hij zegt niet: ‘Kop op, stel je niet aan. Flinke jongens huilen niet’. Nee, Hij bewaart ze, Hij ziet ze. Ze zijn in Zijn boek. Je kunt het ook vertalen met: Hij telt ze, één voor één.

Ze zeggen dat verdriet slijt.

Alsof het overgaat. Tranen die opdrogen.

Verdriet wordt vaak in stilte meegedragen. Je kunt er niet steeds bij de ander mee aankomen. Voor jouw verdriet kwam ander verdriet in de plaats. Maar God bewaart jouw verdriet. Zeg dus nooit dat God je niet ziet. Vroeger zongen we: Groter dan de helper is de nood toch niet! Dat is nog altijd zo. Hij staat voor ons klaar. Onze zonden wil Hij vergeven en vergeten. Ons verdriet niet. Het staat in Zijn boek. Onze tranen heeft Hij in een fles.

Wat kunnen wij soms in stilte lijden. Hoe kunnen we ons soms verstikt voelen in verdriet. Er kan zoveel pijn schuilgaan achter één enkele traan. Voor God zijn onze tranen kostbaar. Voor God mag ons verdriet bestaan.

Door: Ds. Arie van der Veer

Wat de toekomst brenge moge

Wat de toekomst brenge moge,
mij geleidt des Heren hand.
Moedig sla ik dus de ogen
naar het onbekende land.

Het is de eerste strofe van een prachtig lied. Ik heb het talloze keren uit volle borst gezongen. Niet voor niets is dit zo geliefd als slotlied tijdens kerkdiensten. Hiermee ontvangen we nieuwe moed om de week in te gaan. Geweldig! Maar dan verandert er iets.

De melodie wordt minder krachtig en de tekst zingt ook niet zo makkelijk meer mee.  

 Leer mij volgen zonder vragen; 
Vader, wat Gij doet is goed!
Leer mij slechts het heden dragen
met een rustig kalme moed.  

Deze zinnen zing ik meestal een stuk zachter. En mijn gedachten schieten gelijk alle kanten op. Want moet ik echt altijd kalm en rustig zijn? Daarvoor is er te veel wat mij diep van binnen raakt. Bovendien verkeer ik in goed gezelschap, want ook Jezus zelf werd wel eens boos. En vragen aan God heb ik genoeg. Hoe zit het bijvoorbeeld met al die mensen die ernstig ziek worden, soms al op heel jonge leeftijd? En stelde Jezus zelf niet ook die indringende vraag aan het kruis: ‘Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ 

Toch ben ik deze strofe anders gaan horen toen ik ontdekte wie het geschreven heeft. Het is Jacqueline van der Waals, dochter van een wereldberoemd natuurkundige en nobelprijs winnaar. Ze schreef vele gedichten, ook over haar eigen twijfels en vragen. Op 52-jarige leeftijd kreeg ze de diagnose darmkanker en een jaar later overleed ze. In die laatste jaren van haar leven schreef ze waarschijnlijk dit lied. 

Nu ik dit weet, proef ik in deze woorden bovenal haar verlangen naar een volledige overgave aan God. Volgens mij heeft ze willen zeggen: ‘Ook al heb ik geen antwoorden op veel van mijn vragen, het staat mijn vertrouwen op God niet in de weg. En ook al zijn mijn omstandigheden moeilijk en voel ik me vaak onrustig en verdrietig, bij God is er Sjaloom te vinden. Ook voor mij. Een vrede en innerlijke heelheid die mijn nare situatie overstijgt.’ 

Als ik de tekst zo lees, wil ik het graag uit volle borst meezingen. Want dat verlangen heb ik ook. Misschien dat ik het binnenkort nog maar weer eens opgeef als slotlied. En de gemeente zal ik er dan ook maar bij vertellen wat ik u zojuist geschreven heb. 

Ds. Sijbrand Alblas