De zekerheid van ziekte en onzekerheid van morgen

Lieve Vader,

Ik heb geen idee wanneer ik echt vanuit het diepste van mijn hart tot U gesproken heb. Of beter gezegd: het heb uitgeschreeuwd. Ik vind het moeilijk om tot U te komen.
Ik wil zó graag respectvol zijn in mijn woorden, uitingen en uitleggen van hoe ik mij van U verstoten voel en waarvan ik het idee heb dat kanker tussen U en mij instaat.
Ik weet verstandelijk dat ik U de schuld niet kan geven. Maar wie wel?
Ook de tegenstander geeft geen thuis. Die lacht waarschijnlijk in zijn vuistje… En ondertussen gaan mijn emoties aan de haal.

Boosheid. Teleurstelling. Eenzaamheid. Verlating. Afwijzing!

U kent mijn hart. U weet dat ik U ten diepste vertrouw. Maar ik ben ten prooi gevallen aan twijfel. Niet eens die ene dag, de dag dat ik de uitslag hoorde. Want ik fietste, menselijkerwijs, in een verdoofde waas van kankerzeker en vraagloos bestaan naar huis. De zekerheid van ziekte. Onzekerheid van morgen.
En al die tijd, terwijl er in mijn lamgeslagen hoofd en op hol geslagen lijf duizenden emoties raasden door dit gestigmatiseerde doodsvonnis resoneerde er één gedachte in mijn hart: dit gaat goed komen.

Ergens ben ik dat station gepasseerd. Ik geloof soms niet of het nog goed komt.
Daar waar ik tijdens alle onderzoeken soms geïrriteerd kon raken over het ‘ongeloof’ van medechristenen of U mij kon genezen wilde ik ze een poepie laten ruiken. Zo ben ik. Zeker van mijn God. Of beter gezegd… Zo was ik…
Want ik vertelde elke arts dat U een God van wonderen bent. Dat poepie echter… Dat stonk.

Want de ochtend voor ik geopereerd zou worden las ik in mijn Bijbels dagboekje dat we niet altijd krijgen wat we verwachtte. Ik verwachtte genezing.

Vader… Dit doet pijn. Ziet U mijn leed? U heeft mij horen schreeuwen. Mijn kaken horen klapperen om mijn man niet te belasten met de zoveelste wanhoop en pijn van de nasleep van verwijdering van de dood uit mijn lijf. Het voelt grandioos oneerlijk.

Misschien wel zoals Johannes de Doper, die niet verwacht had dat Hij als voorloper van Jezus vermoord zou worden. Mag ik dat zo stellen? Ik geloofde nog tot aan de operatiekamer dat U een wonder kon doen. Ik werd echter wakker op een bebloed kussen. Een kwart tong minder. Waren mijn laatste woorden voor het infuus vloeistof nog tot U?
Uw eerste woorden bij wakker worden waren tot mij… Dat dan weer wel. Het is het laatste wat U en ik die dag van elkaar vernomen hebben, tot nu…

‘Lees Psalm 18:4’, fluisterde in mijn geest toen ik verdwaasd bijkwam werd uit narcose. Ik vertrouw U. Mijn Bijbel lag klaar. Dus ik las.

‘Geloofd zij de Here, roep ik uit; want van mijn vijanden ben ik verlost!’
En ik wist: het is goed. De kanker is weg. Zonder verder te lezen legde ik mijn Bijbel op het nachtkastje en ben weer in slaap gevallen, om wakker te worden in afschuwelijke pijnen en ontsteltenis dat dit mij overkwam. De verdoving was uitgewerkt. Mijn geloof net zo. Dit was te intens. Ik kon alleen maar spugen. Te zwak om op te staan. Te ziek om te eten. Te geschokt om te denken. Dagen lang…

Oh, had ik toen maar verder gelezen! Dan had ik misschien eerder tot U gesproken dan deze brief. Maar ik snap het nu. U bent er altijd bij.
Zelfs als wij stil zijn…

Ik was stil omdat ik zo in de war was. U was afgrijselijk ver weg maar gelijktijdig bedreigend en intiem dichtbij. En mijn hoofd, die alles snappen wil, vatte dat niet. Want even serieus Vader God: U had dit toch kunnen voorkomen?
Pas nu durf ik mij langzaam te uiten op papier. Langzaam mijn echte gevoelens de ruimte te geven, langzaam ook Uw afstandelijkheid naar verschrikkingen als kanker te bezien, terwijl uw nabijheid bij Uw mensen nooit ver te zoeken is.
Ik snap echt niet alles. Dat blijkt. Want ik dacht eerder, toen ik hoorde dat ik officieel genezen was, maar mijn hoofd nog zoveel kanker had: ‘zelfs al ben ik niet stervende, een deel van mij is heengegaan…’ en: ‘Het leven is vluchtig, wat een gemis, -het geloof dat ik had, maar wat niet langer is…’
Schrijven kan ik wel. Praten kon ik even niet. En dat lag niet alleen aan het feit dat ze mijn tong hebben gemolesteerd om mij zogenaamd te verlossen van kanker.

Maar zwijgen is zilver. Spreken is goud. En U spreekt.
Brengt mij daarmee in stilte, in mijn diepste nood. U had alleen mijn oren nodig.

En mijn ogen. Want Vader, ik zou willen dat ik het eerder gelezen had. Maar dat heb ik nu. Het vervolg van Psalm 18:

‘’Mij omsloten de banden van de dood, de kolkende afgrond joeg mij angst aan, de banden van het dodenrijk omklemden mij, op mijn weg lagen de valstrikken van de dood. In mijn nood riep ik tot de Heer, ik schreeuwde naar mijn God om hulp. In zijn paleis hoorde Hij mijn stem. Mijn roepen bereikte hem..’’

Geschreven door Natasja Vermoten. Natasja is 34 jaar, woont in Velsen en werd op haar 30e gediagnosticeerd met tongkanker. Ze schrijft over de dingen die de flexibiliteit van het leven ons soms (tegen wil en dank) aanbiedt. Kanker was voor haar daar een onderdeel van. Op haar site www.mensenverhaal.com kun je meer lezen over haar proces onder categorie ‘kanker’. Ook kun je hier het dichtbundeltje ‘dichter tegen kanker aan’ gratis downloaden. 

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *