Terugblik ontmoetingsdag Nieuwerkerk a/d IJssel
Vandaag zit ik in de Camino. Camino betekent weg en meestal zít je niet op een weg, maar lóóp je er op. Behalve natuurlijk als je de A12 wilt blokkeren. En de Camino de Santiago is een bedevaartsroute waarbij je loopt naar Santiago de Compostella. Die route wordt vaak in delen gelopen die dan toch weer één geheel vormen. Net zoals het leven. Je hebt allerlei verschillende fases die toch weer alles met elkaar te maken hebben. Dat geldt ook voor verdriet, rouw en gemis. En hoe lang je over zo’n fase doet, kan en mag niemand jou vertellen en voorschrijven.
Van sommige fasen weten we het bij benadering. Zo denkt men wel dat de puberteit ongeveer klaar is als je zestien wordt. Maar dat is onzin, want ik denk zelf dat ik eigenlijk helemaal nooit uit de puberteit ben gekomen. Sommige mensen vragen tenminste al jaren wanneer ik nu eens volwassen word. Maar als volwassen worden betekent dat je de dingen maar moet leren accepteren zoals ze zijn, blijf ik liever een puber. Het is maar vanuit welk perspectief je kijkt. Als je ziek bent, wordt het perspectief vaak heel anders. En dat begrijpt niet iedereen, dus het is belangrijk om elke keer te vragen of je elkaar wel goed verstaat.. Maar hoe moeilijk kan het zijn elkaar te verstaan als er soms niet eens woorden zijn om uit te drukken wat je voelt?
Nee, de bedevaartsroute die we moeten lopen, is geen vanzelfsprekende. Nu ben ik zelf niet zo’n loper eerlijk gezegd. Ik doe het liever op de racefiets. Of dat iets zegt over mijn levenstempo laat ik maar in het midden. Maar wie goed om zich heen kijkt bij de reis naar het bedevaartsdoel, mag soms hulp ervaren van wie je het totaal niet verwacht. Een tijdje geleden had ik met de fiets een lekke band in de regen en de kou. Er stopte een middelbare scholier die spontaan aanbood om mij te helpen. Terwijl we bezig waren, kwam er aan de overkant iemand voorbij. De jongen zwaaide en zei: “Dat is mijn moeder”. Vijf minuten later kwam er weer iemand aan de overkant voorbij. De jongen zwaaide weer en sprak: “Dat is mijn zus”. Ze stopte even en vroeg of alles goed was. “Ja hoor” riepen we samen en ze vervolgde haar weg.
Maar toen opeens kregen we stapelellende: de reserveband bleek ook lek te zijn. Mijn vrouw was niet thuis en ook de buurvrouw en een goede vriend bleken niet in staat om mij op te halen. Waarop de jongen wederom sprak: “ik bel mijn zus wel even”. En zo gebeurde het dat ik een moderne versie van de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan mocht meemaken. Zuslief kwam en bracht mij spontaan naar huis, 15 kilometer verderop. Ze vertelde me onderweg dat ze die ochtend gebeden had om een bijzondere ontmoeting en dat ík dat dan wel moest zijn.
Tja, dat zei mijn vrouw ook 46 jaar min één dag geleden. Tussen haakjes: Bloemen en cadeaus kunt u laten bezorgen op het bekende adres in Groot-Ammers. Maar als ík dan die bijzondere ontmoeting was, terwijl ik niet door rovers in elkaar geslagen was en ze me ook niet halfdood langs de weg hadden laten liggen, hoe troostrijk kan het dan zijn als je wél gewond bent? Ze hebben mij niet naar een herberg gebracht, maar soms kan iemand een herberg voor je zíjn. Ook als je de weg even kwijt bent. En of dat dan moet worden uitgedrukt in kalendertijd of belevingstijd zal me worst wezen. Iemand heeft je gezien en dáár ben ik helemaal weg van…
Rob Favier
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!