Mijn huis

Als je al een tijdje in een huis woont, ken je er blindelings de weg. Je tikt zonder nadenken het lichtknopje aan, als je uit bed komt loop je rechtstreeks naar de keuken en zet zonder moeite het koffieapparaat aan. Voor de niet-ochtendmensen, zoals ik, hoeven daar je ogen nauwelijks voor open te zijn.  Je kent alle tikjes van de verwarmingsbuizen en weet dat de vierde tree van de krap kraakt. Als er ineens iets anders is weet je dus ook dat je even moet kijken of er niet iets stuk is.

Mijn lijf
Zo werkt het ook met je lijf. Je kent het, je woont er al je hele leven in. Je weet dat als het weer omslaat je arm jeukt, omdat je als kind ooit een bot hebt gebroken. Je kent bepaalde pijntjes en ongemakken en weet dat ze bij je horen, soms opspelen en dan weer weggaan. En als er zich een nieuw probleem aandient let je er extra op, want misschien moet je er even mee naar de dokter. Mijn lijf is als mijn huis, het huis van mijn ziel, mijn ik. En toen kreeg ik kanker. In een tijdsbestek van negen maanden onderging ik drie operaties en zes chemokuren. Mijn lijf ging volledig op de schop. Noem het maar de grote verbouwing van mijn huis. Maar waar je bij het verbouwen van je huis meestal op iets beters en nieuwers uitkomt, was het effect van de verbouwing van mijn lijf omgekeerd. Het werd slechter, zwakker.

Vertrouwen
Tijdens de behandelingen werden alle pijnen, klachten en rariteiten die zich voordeden goed in de gaten gehouden door een heel team aan medisch specialisten. Bij de geringste twijfel werd er een extra onderzoek gedaan om na te gaan of het kwaad kon. Ik werd ook voortdurend gerust gesteld door ervaren zorgpersoneel en lotgenoten die me uitlegden wat normaal was, wat bij de verbouwingsfase hoorde, welke dingen na verloop van tijd weer bij zouden trekken en wat wel extra aandacht nodig had. Zo werd ik aan de hand door deze hele chaotische periode geleid. Het was zwaar, het was verwarrend, het was eng, maar iedereen zat er bovenop, dus ik had ook wel het vertrouwen dat het niet volledig uit de hand zou lopen. Daarbij helpt het natuurlijk dat ik wist dat God de regie had en van bovenaf goed in de gaten hield wat er gaande was.

En toen waren alle behandelingen klaar. De artsen lieten me los, ik mocht mijn eigen weg weer vinden. Ik was ‘gezond’. Behalve dat ik dat niet was. Ik was nog steeds hartstikke ziek en zwak. En mijn lijf was een bouwval. Met de belofte dat het in het eerste jaar na de behandeling vanzelf weer beter zou worden. Ik moest rekening houden dat niet alles weer zou herstellen, maar in het eerste jaar kon er nog zoveel goed komen dat niemand zich ergens druk over maakte.

Onbekend huis
Behalve ik. Want ik woonde ineens ineen huis dat ik niet meer kende. Het deed op allerlei gekke plekken pijn, waar ik eerder nooit last van had. En ik had geen idee of ik me daar nou zorgen over moest maken of niet.

Door de operaties was de vorm van mijn lichaam heel erg veranderd en doordat ik door de overgang gelanceerd was reageerde ik heel anders op allerlei situaties. Opvliegers kwamen om de haverklap langs, mijn lichaam was vastbesloten meer buikvet aan te maken. En de twee borstprotheses zorgden ervoor dat ik geen decolete meer had. Eigenlijk kon ik 80% van de kleding die ik voorheen droeg niet meer aan. Of het paste niet, of het stond niet. Om over schoenen nog maar te zwijgen. Ik heb neuropathie in mijn voeten: de zenuwen zijn beschadigd door de chemotherapie en daardoor heb ik nauwelijks gevoel in de voorste helft van mijn voeten. En soms heb ik er pijn in. Op sommige plekken dan, andere voel ik niet. En ze zijn koud. Ijsklompjes heb ik. Alle schoenen die ik voorheen droeg deden me zeer, ik kon nergens meer op lopen. Na een uitgebreide zoektocht kwam ik schoenen tegen die vrij breed vielen en zachte foamzolen hebben. En voor de ijsklompvoeten heb ik inmiddels verschillende fases van sokdikte. Gewone katoenen, iets warmere wollen, dan nog gevoerde sloffen en voor nood nog een soort opgezet schaap, waar ik met alle andere soklagen tegelijk in kan.

En zo ben ik eindeloos lang bezig geweest om mezelf opnieuw uit te vinden. Mijn lijf, mijn huis, was mijn huis niet meer. Het was verbouwd, niet omdat ik dat graag wilde, maar omdat het moest. En het werd niet beter, het werd slechter. Ik kende het niet meer en moest helemaal opnieuw ontdekken waar de lichtknopjes zaten, waar de kraakjes en piepjes zaten, wat wel een alarmsignaal was en wat niet.

Thuis
We zijn vier jaar verder, ik ken mijn nieuwe huis weer. Het is niet zo goed als het vorige, maar het voldoet. Voor de meeste gekkigheidjes heb ik inmiddels een lapmiddel of hulpstuk gevonden. Sommige dingen zijn ook echt vanzelf beter geworden, maar lang niet zoveel als ik had gehoopt.

Het belangrijkste is dat ik weer het gevoel heb dat ik thuis ben in mijn lijf.

Geschreven door Karin Oedekerk. Karin kreeg op haar 41e borstkanker, waardoor haar leven volledig veranderde. Ze schrijft over hoe ze dit heeft beleefd en hoe ze heeft geprobeerd de draad van haar leven opnieuw op te pakken.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *