Mensen met barstjes

Er wordt gezegd dat de Amerikaanse president Abraham Lincoln tijdens een moeizame avond van overleg over overheidszaken zijn collega’s naar buiten leidde. Hij wees hen op een lichte vlek in de sterrenhemel. ‘Dat heren’, zou hij gezegd hebben, ‘is de nevel Andromeda; het dichtstbijzijnde sterrenstelsel in het universum bij onze eigen Melkweg. Andromeda staat drie miljoen lichtjaar bij ons vandaan en is samengesteld uit meer dan honderd miljard sterren, waarvan de meeste groter zijn dan onze eigen zon. Het is één van de meer dan duizend miljoen sterrenstelsels in het universum. Nu we weer weten hoe klein we zijn, kunnen we terug naar binnen.’

Als ik naar de sterrenhemel kijk, moet ik soms aan deze uitspraak van Lincoln denken. Toen ik zelf als twintiger kanker kreeg, besefte ik meer dan ooit tevoren hoe klein en kwetsbaar ik ben. Alle afspraken in mijn agenda stonden op losse schroeven. Ik ben me er bewust van geworden dat we onze dagen ontvangen. We kunnen van alles willen, maar hebben het niet in onze eigen hand. In het hele universum zijn we zelfs niet meer dan een klein stipje. Van de ene op de andere dag kan het leven er totaal anders uitzien. Ja, ook als je nog jong bent. Die gedachte beangstigt mij wel eens.

De Psalmen bieden houvast. In Psalm 8 staat: ‘Wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt,
het mensenkind dat U naar hem omziet?’ En in Psalm 139 lezen we dat God ons zelfs al zag voor onze geboorte, in de buik van onze moeder. Ik vind het wonderlijke beelden van nabijheid. We zijn waardevol in Gods ogen. Daardoor heeft ons leven betekenis. Het doet ertoe dat we hier zijn. We zijn schatten in aarden vaten.

Dat we zo klein en kwetsbaar zijn, is soms beangstigd. Maar het zet ons er ook bij stil hoe groot het wonder is dat we hier op aarde leven. En hoe wonderlijk het is dat God ons ziet en kent. Ons leven en onze worstelingen zijn niet onopgemerkt. We zijn hier niet zomaar, maar zijn een onderdeel van Gods grotere plan. God werkt zelfs door onze breuklijnen heen.

Er is oud verhaal over een man die zijn been verloor. Hij trok zich terug in een klooster. Zijn boosheid op het leven weerspiegelde zich in de tekeningen die hij maakte van gebarsten vazen en andere beschadigde dingen. Ze stonden voor zijn eigen gebrokenheid. In de loop van de tijd vond hij innerlijke rust en veranderde zijn visie op het leven. Toch bleef hij kapotte vazen tekenen. Zijn leermeester vroeg op een dag aan hem: ‘Waarom teken je de vazen nog steeds met barsten erin? Voel je je nog niet geheeld?’  De man antwoordde: ‘Jawel, en datzelfde geldt voor de vazen. Maar via de scheur komt het licht binnen.’

Ds. Sijbrand Alblas

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *