Til mij op

Heb je het weleens gezien: zo’n klein vogeltje? Uit het nest gevallen. Nog lang niet klaar om te kunnen vliegen. Tript angstig over de grond. De takken van de boom zijn voor hem te hoog. En het beschermende dak van de schuur is onbereikbaar. Wat doe je? Je pakt zo’n beestje op. Zet het in het nest. En als je het nest niet weet: ergens hoog op een veilige plek.

Soms komt een mens ook in zo’n situatie terecht. Er zijn allerlei oorzaken te bedenken. Tegenslag, ziekte, noem maar op. Met als gevolg een situatie waar je zelf niet uitkomt. Je zoekt naar een oplossing. Kijkt overal rond, maar weet er geen.

Koning David schreef ooit in een gedicht over zo’n gebeuren. Hij voelde zich als een man die stond voor een hoge rotswand. We zouden zeggen: een muur. Waar je alleen maar tegenaan kunt lopen, maar die je niet kunt afbreken. Maar goed: hij had het over een niet te beklimmen rots.

Toen bad hij dit: ‘Breng mij op de rots hoog boven mij’. Dit gebed deed mij denken aan dat vogeltje. Gelukkig zijn er mensen die zo’n beestje oppakken en terugplaatsen.

De vraag is: is God ook zo?

Volgens David wel. In een andere Psalm (27:5) las ik het antwoord. ‘Hij tilt mij hoog op een rots’. Ook psalm 27 gaat over zo’n moeilijke situatie. Let op wat David nu schrijft. God tilde hem op. God plaatste hem op de rots. Bracht hem in een situatie waarin hij veilig was. Onbereikbaar voor de vijanden. Uit zulke teksten mag je moed putten. Waarom zouden gelovigen er anders al eeuwen van zingen?

God doet het. Hij tilt je op. Je mag staan op Zijn rots. God geeft je fundament, vaste grond onder de voeten. Wie vernederd is, verhoogt Hij. Wie bang is, geeft Hij blijdschap. Wie onrustig is, geeft Hij rust. God tilt ons op een rots, die van uit onszelf te hoog is.

Ds. Arie van der Veer

Ik ben erbij!

‘Kan het u niet schelen dat wij vergaan?’ riepen de leerlingen van Jezus in de storm. Het verhaal staat in Markus 4. De wind stuwde de golven hoog op en de boot dreigde te kapseizen. En wat doet Jezus? Die slaapt gewoon! Ik begrijp wel dat de leerlingen zo reageerden.

Toen ik chemo’s kreeg, lag ik samen met anderen op een ziekenhuiskamer. We hadden allemaal kanker. In mijn gedachten gonsde het ook weleens: ‘Zou het God ook kunnen schelen dat wij hier liggen?’ Ik worstelde er mee. In het Bijbelverhaal is het allemaal duidelijk. Jezus bestraft de storm en deze gaat liggen. Prachtig! Maar in de krant lees ik over boten met vluchtelingen die wel vergaan. En ik spreek mensen die lijden vanwege kanker. Als dominee heb ik vaak geen antwoorden op de moeilijke vragen waar mensen mee leven. En toch helpt dit Bijbelverhaal mij verder. Wat mij aanspreekt, is dat Jezus erbij is op de boot. Je hoort Hem niet, maar Hij is er wel. En Hij vertrouwt op Zijn Vader.

Ook de Godsnaam, JHWH, wordt vaak vertaald als: Ik ben erbij. We weten niet hoe deze naam uitgesproken moet worden. Volgens een Joodse traditie is de naam het geluid van ons in- en uitademen. We zeggen Jah als we inademen en Weh bij het uitademen. Luister maar eens naar je eigen ademhaling, dan kun je het horen. Volgens deze traditie is de geboorte van een kind niet het begin van de ademhaling, maar het voor de eerste keer uitspreken van de Godsnaam. En het sterven van een mens is niet het stoppen van de ademhaling, maar het voor de laatste keer uitspreken van Zijn naam. Ik vind het een hoopvolle gedachte. Als ik stil ben en luister naar mijn ademhaling dan herinnert het mij aan die naam. En wanneer ik geen antwoorden heb op de grote waarom-vragen en niets meer weet te zeggen, dan hoor ik het fluisterend: ‘Ik ben erbij!’

Sijbrand Alblas

Overwinnaars

Ondanks een leven van vallen en opstaan

Wat mij de weken na Pasen bezighield, was de gedachte dat de Bijbel gelovigen overwinnaars noemt. En dat is opvallend. Christus verdient het predicaat ‘overwinnaar’. Maar gelovigen? Wat is de alledaagse werkelijkheid?

Allereerst is het moeilijk een verschil te zien tussen gelovigen en niet gelovigen. Ik kan me haast niet aan de indruk onttrekken dat niet gelovigen het in onze maatschappij beter doen dan gelovigen. De echte ‘winners’ zijn vaak niet gelovig. In het zakenleven, in de politiek, in de sport. En als het om niet materiële zaken gaat: iedereen heeft wel eens verdriet. Iedereen komt vroeg of laat in het ziekenhuis. En om het grof te zeggen: iedereen gaat dood. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.

Het is figuurlijk gesproken net zoals met de Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog: we leven allemaal in bezet gebied. We hebben allemaal dagelijks met de vijand te maken. We zijn met elkaar geen ‘winners’, maar ‘losers’. Gelukkig voelt dat niet altijd zo. Je kunt het zelfs tijdens de bezetting redelijk goed hebben. Maar echte winnaars zijn we niet. Daarvoor hebben we teveel problemen.

Je krijgt voor de tweede keer een kwaadaardige tumor. Deze keer is er niets meer aan te doen. Je moet gaan sterven. Wat kun je je bij zulke berichten een verliezer voelen. Arts en patiënt. ’We kunnen niets meer doen’. En dat is maar één voorbeeld. Gelovige mensen krijgen ook kanker. Gelovige mensen zitten ook in de put. Gelovige mensen hebben het vaak ook moeilijk. Waarom worden zij dan overwinnaars genoemd?

Misschien kan dat beeld van de oorlogstijd ons helpen. Heel Nederland was toen bezet. Iedereen had daar mee te maken. Alleen niet iedereen was er op dezelfde manier mee bezig. Zo kwamen sommigen in verzet, anderen niet. Verreweg het overgrote deel had zijn hoop gevestigd op de geallieerden. Maar er waren er ook die sympathiseerden met de Duitsers. Dat bleek na de oorlog wel. Velen deelden toen in de overwinning. Maar er gingen ook mensen de kampen in… Het lag er maar aan bij wie je hoorde. Vooral bij wie je hoorde in oorlogstijd…

Christenen willen behoren bij Jezus Christus. Jezus Christus, die overwinnaar is. Hij overwon dood en graf. En Hij heeft gezegd dat wie Hem volgen, in Zijn woorden geloven, ook eens in die overwinning zullen delen. Daarom heten christenen ook overwinnaars. Ze hebben zelf niet gewonnen. Maar geloven in Zijn overwinning. Ze zijn ervan overtuigd dat Zijn overwinning de rest van de geschiedenis van deze wereld bepaald. Het resultaat staat vast. De einduitslag is al bekend. Daar geloven zij in.

Overwinnaar zijn is daarom geen kwestie van voelen. Maar van geloven. Wat je voelt is pijn. Wat je voelt is aanvechting. Wat je gelooft is Zijn overwinning. Daarin zal je delen. En dat te weten, bepaalt nu al je leven. Is het niet van buiten, dan zeker van binnen.

Lezen: Romeinen 8:35-37

Ds. Arie van der Veer

Huilen en schuilen

Bij schuilen moet ik altijd denken aan de profeet Elia die vluchtte voor de doodsbedreiging van koningin Izebel. Vluchten is wijs en moedig als er een ongelijke strijd geleverd moet worden. De tegenkrachten kunnen gewoon te sterk zijn en je trekt je terecht terug. De vraag is: waar vlucht je naar toe?

Elia vlucht naar de bron waar alles ooit begon. De berg Horeb waar Mozes God had ontmoet. Elia vluchtte, sliep doodmoe onder een braamstruik, werd door een engel gelaafd en gevoed. Hij moet op adem komen. En dan gebeurt het wonder: de vluchteling wordt pelgrim. Hij kijkt niet meer angstig over zijn schouder of hij achtervolgd wordt door de doodsbedreiging, maar richt zich op de Bron. De oorsprong wordt zijn doel. Eenmaal aangekomen bij die schuilplaats stortte hij tranen. Alles leek voor niets en voorbij. De Eeuwige kwam bij hem, maar vreemd genoeg, Hij ging niet in op Elia’s tranen, maar zei: ‘Kom naar buiten. Kom bij mij. Kom voor Abba, Vader, staan en zeg: ‘ Hier ben ik’.

Toen ging het niet meer over terechte angst en verdriet, maar over samen zijn met Hem. Weten: Hij is hier, bij mij, en ik bij Hem. Wat er dan gebeurt, is open. Is er een gezamenlijke stilte? Luisteren naar elkaars hart? Hoor je een woord? Droogt Hij jouw tranen? Spreek jij over jouw tranen? Alles kan…maar je bent nu bij de Bron, de beste schuilplaats. Misschien is het de plek waar je terugdenkt aan hoe alles tussen jou en Hem begonnen is. Hoe Hij trouw geweest is en jouw leven heeft gedragen. Misschien is het even zoeken, maar bij de Bron ontstaat ook dankbaar terugzien en opzien. Dan gaat Elia de berg af. Niet meer als zoeker naar de Bron, maar als volgeling de nieuwe dag in.

Otto de Bruijne

Er is een moment…

Er zijn van die momenten die je nooit meer vergeet. Die je vasthoudt, die jou vasthouden. Zoals die dag, dat moment, dat je verliefd werd op die ander. Of dat je trouwde. Of ging scheiden. Maar ook dat moment dat je de uitslag van kanker hoorde, bij de ander, bij jezelf. Of dat moment dat je een dierbare, jouw dierbare, moest missen door kanker. Dat zijn van die momenten die je nooit meer vergeet. Die je vasthoudt, die jou vasthouden. En die alles in je leven doen veranderen en die jou veranderen. De vaste grond waarop je stond, wordt zand. Moeraszand, waarop je met moeite kan blijven staan. Moeraszand dat je naar beneden trekt, naar een diepte waar je je alleen voelt met de kanker die jouw leven zo is gaan beheersen.

Daar in die diepte zijn er momenten waarop je het wel uit kunt schreeuwen. Zo lijkt je hoop en toekomst verloren. Zo lijkt heel het leven stil te staan. Zo weet je niet waar je het zoeken moet. Je schreeuwt, maar misschien hoort niemand het, omdat alleen je hart schreeuwt. Je huilt, terwijl niemand het ziet. Je leven gaat aan je voorbij, je plannen die je hebt of had voor jezelf, of voor samen met die ander. Je lijdt aan de kanker en wat de kanker heeft gebracht. Wie ben jij nog in dit verhaal… in dit levens- en lijdensverhaal? Wie ben je?

En dan is daar toch dat moment van die stem. Een stem die aan je vraagt: ‘Waarom huil je?’ En dan vertel je misschien wel wat je dwars zit, wat zo moeilijk en zo zwaar is. Je vertelt wat je mist. Je hoop, je vertrouwen, leven, een mens. En dan klinkt daar weer die stem: ‘Wie zoek je?’ Je denkt na en worstelt met het antwoord. En dan is daar dat moment dat de stem jouw naam noemt. Je eigen naam. Het opent je in je verdriet. Gehoord worden, gezien worden door die stem, van een mens. Een stem van Jezus, een Mens en ook Gods Zoon! Een Mens die jouw naam kent, jouw leven, jouw lijden of verdriet. Dat geeft herkenning, dat is je erkend voelen in wie jij bent, hoe jij met de kanker omgaat, in wie je mag zijn. Het geeft je de kracht om op te staan (misschien letterlijk… misschien figuurlijk..)! Voor Hem, voor anderen… in jezelf.

Dorien Koetsier

Naar aanleiding van het verhaal van de opstanding van Jezus en de eerste verschijning aan Maria in al haar verdriet; Joh. 20: 1-18.

Kwade dagen

‘Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer’
Prediker 12:1

Kwade dagen. Zo noemt Prediker de ouderdom. Omdat je lichaam in die periode van je leven steeds meer gebreken gaat vertonen. In het laatste hoofdstuk van zijn boek beschrijft Prediker dat op een buitengewoon beeldende manier. Benen als wachters die zich krommen. Het gebit als maalsters die langzaam verdwijnen. Het gehoor als deuren die naar de straat worden gesloten. De hoger wordende stem. Trappen lopen wordt alsmaar moeilijker. Het grijze haar noemt hij een bloeiende amandelboom. Dat laatste kan een sierlijke kroon zijn, maar het geheel wordt niet verheerlijkt.

Oud worden is kwade dagen gaan meemaken. Maar zo’n proces kan al veel eerder beginnen. Bijvoorbeeld als je ziek bent. Wat kan bijvoorbeeld een ziekte als kanker een prachtig lichaam veranderen. Operaties laten hun littekens achter. De chemokuren laten ook hun sporen na. Wat kun je je moe voelen. Je lichaam weigert. Het voelt als lood.

Dat zijn ook kwade dagen. Voor de zieke, maar ook voor de familie. De ander is soms nauwelijks te herkennen. Natuurlijk kan en mag er herstel zijn. Er zijn mensen die zich herboren voelen. Familie en vrienden zeggen: ‘Je ziet er weer goed uit!’ Maar als dat niet zo is?

Natuurlijk is een mens meer dan een lichaam. Mensen kunnen geestelijk heel sterk zijn als ze lichamelijk niets meer kunnen. Maar ook de afbraak van ons lichaam doet niet alleen letterlijk veel pijn, maar ook figuurlijk. Want ons lichaam is veel meer dan een kooi, waarin een vogel huist. Zo zag men dat vroeger. Het ging om de ziel en veel minder om het lichaam. Daar denken we nu gelukkig anders over. Ook dat lichaam ben jij.

Ik hoop dat de kwade dagen pas heel laat in je leven komen. Dat woord van Prediker over de kwade dagen bevat trouwens ook een uitspraak over hoe God ons lichamelijk leven ziet. Prediker noemt God juist in dit verband De Schepper.

God is je Schepper.

Dat wil zeggen: Hij heeft je het leven gegeven. Hij wil dat je er bent. De grond van je bestaan is de wil van je Schepper. Je bent een schepping van God. Jouw lichaam is een geschenk van Hem. Je ouders hebben Hem daarvoor gedankt toen ze jou voor het eerst zagen. God wil ons innerlijk vernieuwen, maar ook ons uiterlijk. Hij geeft een nieuw hart en een nieuw leven.

Jezus is aan het kruis gestorven voor onze zonden, maar is ook na drie dagen weer opgestaan uit de doden. In een nieuw lichaam! Wie gelooft, heeft niet alleen uitzicht op een leven zonder zonden, maar ook op een leven zonder pijn. Op een nieuw hart, maar ook op een nieuw lichaam. Vergeet dat niet, als je lichaam wordt afgebroken.

God is en blijft je Schepper. Hij schept en herschept.

Ds. Arie van der Veer

Het gevecht

Met neerhangende schouders liep de huisarts die middag onze voordeur uit. Mijn oog viel op zijn ongewone gang toen hij naar zijn auto liep. Meteen rook ik onraad. Deze bekwame dokter miste nooit een diagnose. En nu had hij zojuist voor mijn man een ziekenhuisopname geregeld. En niet voor niets, ging er door me heen!

Die nacht lag ik lang wakker. In gedachten organiseerde ik tot in de puntjes zijn hele begrafenis… Vanaf dat moment begon voor mij het gevecht. Het gevecht als naaste. In mijn gevecht betrok ik ook God. Riep Hem in mijn machteloze woede ter verantwoording. ’Waar was dit voor nodig om een jonge vader van drie kinderen nu al weg te gaan nemen?’

Achteraf vermoed ik dat zijn eigen gevecht al enkele weken eerder was begonnen. Ik had het aan zijn blik gezien. Hoge koortsen belaagden hem constant. En de oorzaak was onduidelijk. Die oktobermaand was voor ons beiden de start van een innerlijk gevecht. Het zou bijna twee jaar duren.

Een gevecht ontstaat doorgaans in ons leven wanneer er zich een gang van zaken voltrekt waar wij het totaal niet mee eens zijn. Waar wij ons met hand en tand tegen verzetten. Geen mens wil met kanker worden geconfronteerd. Laat staan met de dood te maken hebben. Een mens wil leven!

Als wij de Bijbel lezen, merken wij dat wij niet de enigen zijn die een gevecht met onszelf leveren. Een opmerkelijk voorbeeld is dat van Hizkia. Deze koning wordt ernstig ziek en moet de dood onder ogen zien. Het slechtnieuwsgesprek wordt door een profeet gevoerd. Profeet Jesaja: ‘De koning kan maar beter alles gaan regelen.’ Hizkia reageert afwijzend en keert demonstratief zijn rug naar Jesaja toe. Hij neemt de man Gods deze onheilsboodschap allesbehalve in dank af.

Hizkia was jong koning van Juda geworden. Op zijn vijfentwintigste. En nog steeds, na bijna dertig jaar regeren, heeft hij grootse plannen. Hij wil vanuit Jeruzalem zijn rijk verder uitbreiden. Bewust wil hij ook een goede koning zijn. Hij draagt iedereen op zich aan de wetten van Mozes te houden. Hij is een ambitieus man, een koning met visie. Ziekte komt hem wel heel slecht uit.

Hij laat het er dan ook niet bij zitten. Hizkia gaat met God in gesprek. Hij wijst Hem er op dat hij heeft gedaan wat goed in diens ogen was. Hij is trouw geweest en heeft steeds vanuit zijn hart gehandeld. Dan wordt hij door emoties overmand. Dikke tranen lopen langs zijn wangen. Hij huilt hartverscheurend.

De reactie van deze zieke koning roept ook nu nog, na zoveel eeuwen, herkenning bij ons op. Van meet af aan begint bij hem het gevecht. Ieder mens, direct of indirect door kanker geraakt, moet onvermijdelijk ook persoonlijk het gevecht voeren. Ieder in de eigen omstandigheden. Plotseling stilgezet in een soms drukbezet leven. Alle aanlokkelijke toekomstplannen voorlopig in de kast…

Talloze vragen maken deel uit van deze innerlijke strijd. Hoe lang zal deze onzekere periode duren? Welke weg ligt er voor mij? Vragen vooral van degene die kanker heeft. Wat betekent dit voor ons gezin? Hoe zal mijn partner met de ziekte omgaan? Vaak vragen van degene die met kanker van de ander wordt geconfronteerd. En de hamvraag bij beide partijen is of er wel genezing mogelijk zal zijn.

Tussen haakjes, het onderhandelen van Hizkia had resultaat. Maar liefst vijftien jaar werd aan zijn leven toegevoegd. Wat had mijn man dat destijds ook graag gewild! En ik niet minder!

In alles wat er dan gebeurt, ontbreken dan ook de emoties niet. Mogelijk verschijnen ook bij ons zelfs wel extra tranen. Wellicht zijn wij ook met God in gesprek gegaan om te onderhandelen. Zo gauw geven wij ons immers niet gewonnen! Ons gevecht gaat altijd ook gepaard met rouw. Vaak zijn wij ons dat niet eens bewust. Rouw omdat er op allerlei fronten verlies is opgedoken. Allereerst rouw bij de zieke zelf. Rouw om de beperkingen die het eigen ziek zijn aan verlies met zich meebrengt. In het licht van het bedreigde leven wordt het steeds meer af moeten zien soms nog intenser beleefd. Daarnaast ook rouw bij de naasten. Vooral ook om de angst voor verlies van hun dierbare.

Alleen door het gevecht onder ogen te zien, kan onze weg begaanbaar worden. Want het hoort er allemaal bij: vragen die opkomen, emoties die plotseling verschijnen en ook de gevoelens van rouw. Leven met kanker gaat niet zonder innerlijke strijd. Tot het geraakt zijn door kanker behoort όόk het gevecht. Helaas!

Gettie Kievit-Lamens

Vrees niet

Als we leven in angst, betekent dit dat we niet echt geloven in God? Mag je dat zeggen? Ik las het op een site van een kerk en dacht: ‘Dan hebben we in de Bijbel te maken met heel veel ongelovigen’. Vrees niet. Ik heb het nooit geteld, maar men zegt dat die uitdrukking 365 keer in de Bijbel staat. Je kunt er een heel jaar over lezen. Ze zeggen ook wel dat ‘Vrees niet’ het Elfde gebod is.

Is het wel een gebod? Of is het een geruststelling? Zoals een moeder dat ook kan doen als haar kind bang is en zegt: ’Je hoeft niet bang te zijn’. Angst behoort bij het leven. Angst als reactie op het gevaar dat dreigt. Een soort wapen dat elk mens heeft.

Ik zou onderscheid willen maken tussen gezonde en ongezonde angst. Normaal en abnormaal reageren. Voor het tweede heb je hulp nodig. Het eerste kent elk mens op zijn tijd. Als ik weer eens voor controle naar de dokter moet en hij mij zal gaan vertellen hoe het met de bloedwaarden staat, klopt mijn hart echt sneller. Het blijft spannend. Als je een paar keer een slechte uitslag gehad hebt in je leven ben je extra alert.

Wat mij helpt is het aanvaarden dat die angst ‘gewoon’ is. Ook voor gelovige mensen. Ik hoef me niet te verwijten dat ik in zo’n situatie te weinig of zelfs niet geloof. Ook al weet en geloof ik dat God met mij meegaat, toch kan ik wakker liggen om een uitslag die komt.

Gelukkig dat God elke dag, ook bij ‘gewone’ angst, tegen me zegt: ’Vrees niet’. Niet als een verwijt, maar als een bemoediging. Voor elke dag. En in elke situatie.

Ds. Arie van der Veer

Over de route en het doel…

Wie op vakantie gaat, praat liever over het doel, de plek waar je naar toegaat, dan over de soms lange weg er naar toe. Ga je bijvoorbeeld naar Zuid Europa, naar Spanje of Italië, dan is dat best een eind rijden. Lange files onderweg zijn geen uitzondering. Ga je met het vliegtuig, dan vertel je je kinderen van het mooie uitzicht onderweg en praat je niet alleen over hoe spannend soms het stijgen en dalen is en over zo’n luchtzak waarin het vliegtuig soms terecht kan komen. Of, als je ergens naar toe moet varen met een schip, dan praat je over de mooie dingen waar je onderweg van kunt genieten en niet alleen over eventuele golven als het plotseling toch gaat waaien en stormen. We hebben al die eventuele negatieve dingen er voor over en zien ze in het perspectief van het gewenste doel.

Zo is het ook met een operatie.

Als je daarover praat, ga je het natuurlijk vooral hebben over het gewenste resultaat. Je laat je opereren om geen pijn meer te hebben. Om een ziekte een halt toe te roepen. Daarover praat je en niet alleen over de pijn, de moeilijke dagen er voor en er na. Je weet het wel, maar het is niet verstandig om dat te beklemtonen of het alleen daarover te hebben.

Het gaat om het doel. Om het resultaat.

Zo kun je ook verschillend over het leven praten. Je kunt zuchten en steunen en blijven zeuren over alles wat mis ging, maar je kunt ook praten over alles wat goed is gegaan. Je kunt klagen over de opvoeding van de kinderen die heel zwaar is, maar ook vertellen hoe leuk het is om kinderen te hebben. Je kunt zeggen als je oud bent wat je allemaal niet meer kunt, maar je kunt ook aan een ander vertellen en jezelf voorhouden dat oud worden en oud zijn ook heel mooie kanten heeft.

En zo is het ook met het sterven.

Sterven is en blijft een vijand. Maar sterven is ook de doorgang tot een nieuw en een ander leven. Zonder pijn. Zonder strijd.

Weet je wat Jezus deed toen Hij begon aan Zijn laatste reis? De discipelen en volgelingen konden Zijn (in hun ogen) sombere gepraat nauwelijks meer aanhoren. Je leest in Marcus 10 dat ze onderweg achterop raakten. Jezus had de pas er goed in, maar zij liepen er een eind achteraan. Symbolisch voor hun gevoel. Ze moesten wel. En dan houdt Jezus even stil en vertelt van de route van Zijn leven.

Marcus: ‘Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden, waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat hem zou overkomen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de Schriftgeleerden die Hem ter dood zullen veroordelen en Hem zullen uitleveren aan de heidenen. Ze zullen de spot met Hem drijven en Hem bespuwen en Hem geselen en doden, maar na drie dagen zal Hij opstaan.’

Marcus 10:32-34

Hij was realistisch over de route, maar ook heel duidelijk over de bestemming. Na drie dagen zal Hij opstaan. Leven is moeten sterven, maar voor wie gelooft ook met God leven en opstaan.

Ds. Arie van der Veer

Ik zal er zijn

Naar aanleiding van de overdenking van Ds. Arie van der Veer willen wij je graag onderstaand lied meegeven. Het is getiteld ‘Ik zal er zijn’ en is van de Christelijke band ‘Sela’. Het verwoordt de belofte van God, dat Hij er altijd voor ons is, in welke omstandigheden wij ook verkeren.

Ik zal er zijn

Hoe wonderlijk mooi is Uw eeuwige Naam,
verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim,
Uw naam is: ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’.

Een boog in de wolken als teken van trouw,
staat boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou!
In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.

De toekomst is zeker, ja eindeloos goed,
als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet.
Dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam,
U blijft bij mij, Jezus, laat mij niet gaan.

‘Ik ben die Ik ben’ is Uw eeuwige naam,
onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij,
Uw naam is: ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.

O Naam aller namen, aan U alle eer,
niets kan mij ooit scheiden van Jezus, mijn Heer.
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn,
ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.