Mijn huis

Als je al een tijdje in een huis woont, ken je er blindelings de weg. Je tikt zonder nadenken het lichtknopje aan, als je uit bed komt loop je rechtstreeks naar de keuken en zet zonder moeite het koffieapparaat aan. Voor de niet-ochtendmensen, zoals ik, hoeven daar je ogen nauwelijks voor open te zijn.  Je kent alle tikjes van de verwarmingsbuizen en weet dat de vierde tree van de krap kraakt. Als er ineens iets anders is weet je dus ook dat je even moet kijken of er niet iets stuk is.

Mijn lijf
Zo werkt het ook met je lijf. Je kent het, je woont er al je hele leven in. Je weet dat als het weer omslaat je arm jeukt, omdat je als kind ooit een bot hebt gebroken. Je kent bepaalde pijntjes en ongemakken en weet dat ze bij je horen, soms opspelen en dan weer weggaan. En als er zich een nieuw probleem aandient let je er extra op, want misschien moet je er even mee naar de dokter. Mijn lijf is als mijn huis, het huis van mijn ziel, mijn ik. En toen kreeg ik kanker. In een tijdsbestek van negen maanden onderging ik drie operaties en zes chemokuren. Mijn lijf ging volledig op de schop. Noem het maar de grote verbouwing van mijn huis. Maar waar je bij het verbouwen van je huis meestal op iets beters en nieuwers uitkomt, was het effect van de verbouwing van mijn lijf omgekeerd. Het werd slechter, zwakker.

Vertrouwen
Tijdens de behandelingen werden alle pijnen, klachten en rariteiten die zich voordeden goed in de gaten gehouden door een heel team aan medisch specialisten. Bij de geringste twijfel werd er een extra onderzoek gedaan om na te gaan of het kwaad kon. Ik werd ook voortdurend gerust gesteld door ervaren zorgpersoneel en lotgenoten die me uitlegden wat normaal was, wat bij de verbouwingsfase hoorde, welke dingen na verloop van tijd weer bij zouden trekken en wat wel extra aandacht nodig had. Zo werd ik aan de hand door deze hele chaotische periode geleid. Het was zwaar, het was verwarrend, het was eng, maar iedereen zat er bovenop, dus ik had ook wel het vertrouwen dat het niet volledig uit de hand zou lopen. Daarbij helpt het natuurlijk dat ik wist dat God de regie had en van bovenaf goed in de gaten hield wat er gaande was.

En toen waren alle behandelingen klaar. De artsen lieten me los, ik mocht mijn eigen weg weer vinden. Ik was ‘gezond’. Behalve dat ik dat niet was. Ik was nog steeds hartstikke ziek en zwak. En mijn lijf was een bouwval. Met de belofte dat het in het eerste jaar na de behandeling vanzelf weer beter zou worden. Ik moest rekening houden dat niet alles weer zou herstellen, maar in het eerste jaar kon er nog zoveel goed komen dat niemand zich ergens druk over maakte.

Onbekend huis
Behalve ik. Want ik woonde ineens ineen huis dat ik niet meer kende. Het deed op allerlei gekke plekken pijn, waar ik eerder nooit last van had. En ik had geen idee of ik me daar nou zorgen over moest maken of niet.

Door de operaties was de vorm van mijn lichaam heel erg veranderd en doordat ik door de overgang gelanceerd was reageerde ik heel anders op allerlei situaties. Opvliegers kwamen om de haverklap langs, mijn lichaam was vastbesloten meer buikvet aan te maken. En de twee borstprotheses zorgden ervoor dat ik geen decolete meer had. Eigenlijk kon ik 80% van de kleding die ik voorheen droeg niet meer aan. Of het paste niet, of het stond niet. Om over schoenen nog maar te zwijgen. Ik heb neuropathie in mijn voeten: de zenuwen zijn beschadigd door de chemotherapie en daardoor heb ik nauwelijks gevoel in de voorste helft van mijn voeten. En soms heb ik er pijn in. Op sommige plekken dan, andere voel ik niet. En ze zijn koud. Ijsklompjes heb ik. Alle schoenen die ik voorheen droeg deden me zeer, ik kon nergens meer op lopen. Na een uitgebreide zoektocht kwam ik schoenen tegen die vrij breed vielen en zachte foamzolen hebben. En voor de ijsklompvoeten heb ik inmiddels verschillende fases van sokdikte. Gewone katoenen, iets warmere wollen, dan nog gevoerde sloffen en voor nood nog een soort opgezet schaap, waar ik met alle andere soklagen tegelijk in kan.

En zo ben ik eindeloos lang bezig geweest om mezelf opnieuw uit te vinden. Mijn lijf, mijn huis, was mijn huis niet meer. Het was verbouwd, niet omdat ik dat graag wilde, maar omdat het moest. En het werd niet beter, het werd slechter. Ik kende het niet meer en moest helemaal opnieuw ontdekken waar de lichtknopjes zaten, waar de kraakjes en piepjes zaten, wat wel een alarmsignaal was en wat niet.

Thuis
We zijn vier jaar verder, ik ken mijn nieuwe huis weer. Het is niet zo goed als het vorige, maar het voldoet. Voor de meeste gekkigheidjes heb ik inmiddels een lapmiddel of hulpstuk gevonden. Sommige dingen zijn ook echt vanzelf beter geworden, maar lang niet zoveel als ik had gehoopt.

Het belangrijkste is dat ik weer het gevoel heb dat ik thuis ben in mijn lijf.

Geschreven door Karin Oedekerk. Karin kreeg op haar 41e borstkanker, waardoor haar leven volledig veranderde. Ze schrijft over hoe ze dit heeft beleefd en hoe ze heeft geprobeerd de draad van haar leven opnieuw op te pakken.

Ontspannen leven met energiebeperking, vermoeidheid na ernstige ziekte

Welk tempo loop jij na verlies gezondheid? Zet je masker af.

Dat vond ik best ingewikkeld in de jaren van herstel na kanker. Ik wilde nog vaak meer dan ik toen kon. Ik zocht naar mijn nieuwe mogelijkheden. Probeerde uit wat ik kon. Dat ging niet altijd goed. Herstellen ging met vallen en opstaan. Herken je dat? En dan nog de verwachtingen van anderen. Hoe ga je daar goed mee om? Dat hoor ik ook terug in verhalen van anderen na ernstige ziekte.

Ontdek je eigen tempo!
Juist bij verlies van gezondheid is het belangrijk je eigen behoeften te kennen. En te weten waar jouw grenzen zijn. Lopen op het tempo van een ander kan je uitputten. Durf je aan te geven dat jij nu in een ander tempo leeft? Dat kan best ingewikkeld zijn. Voor jezelf, je eigen verwachtingen en verlangens (naar hoe het was). En ingewikkeld voor degenen naast je en diens verwachtingspatronen en verlangens. Voor je het weet loop je weer te hard en klap je weer in elkaar van vermoeidheid.

Praat erover met elkaar!
Ontdekken wat nu past bij jou is een heel proces van vallen en opstaan. Grenzen uitproberen en er toch overheen gaan. Soms onbewust, soms bewust. Je ontdekt dat jouw hersteltijd langer kan duren en dat het dus nodig is echt zelf te weten in welk tempo jij kan leven. Soms kies je om meer te doen, omdat dat echt waardevol is en je de klap erna er dan voor over heb. De ander kan niet ruiken hoe het zit bij jou. Dus praat erover en geef je eigen behoeften en grenzen aan.

Masker afzetten
Gewoon je behoeften aangeven…dat klinkt zo makkelijk. Maar dat kan in praktijk best lastig zijn. Hoe zit jij innerlijk in elkaar? Zeker als je een pleaser bent en de ander niet graag teleurstelt, is opkomen voor jezelf soms best moeilijk. Of als je alles perfect moet doen van je zelf en je door gaat tot het uiterste, is het moeilijk om op tijd te stoppen. En toch is het noodzakelijk om zo voor jezelf te zorgen. Dat soort patronen buig je niet zomaar om. Maar het is echt wel mogelijk! Wees eerlijk, zet je masker af voor jezelf en anderen.

Stem af op jezelf
Ik vond het uiteindelijk vaak fijn eerlijk te kunnen zeggen waar ik tegen aan liep. De vermoeidheid in mijn hoofd, gevolgen van chemobrein en tinnitus maakten dat ik veel sneller overprikkeld was. Dat is gelukkig wel sterk verbeterd maar alleen als ik mijn leven daarop aanpas. Daarom moest ik zelf leren goed voor mijzelf te zorgen! En of de ander dat altijd begreep? Nee, maar dat was niet aan mij. Je ontdekt zo wie je accepteren zoals je bent. Het verrijkt relaties ook. Je kwetsbaar opstellen is vaak ook voor de ander fijn. Die voelt zich vrijer ook te delen, eerlijk te zijn en zijn of haar masker af te doen. Houden van jezelf, zoals je nu bent is een geschenk voor jouzelf en de ander. Kijk met mildheid naar je nieuwe ik met andere mogelijkheden dan vroeger. Uiteindelijk is het beter als je leeft zoals bij jou past.

Een rondeel dat ik schreef n.a.v. een creatieve schrijfsessie:

Houden van mezelf is een geschenk
Gun het mezelf en de ander
Inzicht in mijn eigen innerlijk
Houden van mezelf is een geschenk
Mijn behoeften en grenzen kennen
Mild en vol liefde kijken
Gun het mezelf en de ander
Houden van mezelf is een geschenk

Geschreven door Wijnanda Heslinga, ze heeft borstkanker gehad en leeft nog met de gevolgen daarvan. Ze is creatief counselor en coach. Wijnanda weet uit ervaring wat het is om met vallen en opstaan verder te gaan. lees hier meer over haar. 

Sjaaltjesparade

Van chemo’s word je kaal
Van chemo’s word je kaal. Maar niet altijd. Je kan vooraf een inschatting ervan maken, gebaseerd op de soort en hoeveelheid cytostatica die ze je toedienen. Even heb ik daarom hoofdhuid-koeling overwogen. Dan zit je gedurende al je chemo’s met een soort van ijsmuts op. Die zorgt ervoor dat er minder chemostoffen in je haarwortels komen. Na bestudering van de officiële informatiebronnen was ik er al snel uit: de statistische kans op behoud van haar bleek bij mijn soort chemo’s tamelijk laag. En elke keer 8 uur lang een extreem koud hoofd zag ik eerlijk gezegd niet echt zitten. Dan maar geen koeling. Dus ik werd inderdaad kaal.

Pruik, muts of sjaal?
Toen was de volgende vraag: Wat kan je zoal op je hoofd doen wanneer je haar uitvalt? Aan keuzemogelijkheden geen gebrek. Op de oncologie-afdelingen stonden rekken vol fleurige, uitnodigende folders van allerhande instanties en leveranciers.  Ook van mutsjes, sjaals en pruiken. Zo mooi, je zou er bijna zin in krijgen!

Over de keuze heb ik niet zo lang nagedacht. Een pruik leek me helemaal niks, want dat associeerde ik vooral met warm en kriebelig en duur. (Sorry als ik daarmee anderen tekort doe, want de meeste pruiken zijn inderdaad bijna niet van echt te onderscheiden). Het werden dus (kanker-)sjaaltjes en mutsjes. Die blijken, als je even verder op internet zoekt, in overvloed te koop. In allerlei soorten, maten en materialen. En bij veel verschillende leveranciers. Qua hoofdbedekking ging er een nieuwe wereld voor me open.

Precies volgens het boekje, 17 dagen na mijn eerste chemo, viel mijn haar uit. Gelukkig niet met grote plukken tegelijk, dat had me namelijk best traumatisch geleken. Nee, het ging geleidelijk, elke dag een beetje. Allengs werd mijn haar, dat ik nog even preventief in een kort kapsel had laten knippen, steeds dunner. Niet alleen mijn hoofdhaar verdween maar ook mijn wimpers en schaamhaar. Eigenlijk alles. Deels vond ik dat best oké: 3/4 jaar geen oksel- en schaamhaar of haartjes op je benen is als vrouw best fijn. Zeker in de zomer.  Maar elke dag dat kale(nde), zieke hoofd in de spiegel was ook confronterend. En altijd een koud hoofd is beslist niet aangenaam.

Maar welke dan?
Ik dacht ‘een goede voorbereiding is het halve werk’. Dus ruim voor de eerste chemo had ik m’n eerste mutsjes in huis. ‘Kijk es, hoe goed die me staan’, zei ik tegen mijn vriendinnen, alsof het een verkleedpartijtje betrof, want toen ik had gewoon nog al mijn haar. Daarna, toen mijn hoofd ten gevolge van de chemo’s steeds kaler en kouder werd, werd het menens.  Al gauw had ik door dat mijn startvoorraad mutsjes en sjaaltjes beslist niet toereikend was. Maar hoeveel heb je dan nodig en van welke soort? Zijn ze wel warm genoeg? Kriebelen ze niet? En zijn ze niet te glad? En waar kan je die dan het beste online kopen als je, zoals ik, te weinig energie hebt om zelf op pad te gaan?

Na een oproepje in mijn netwerk kreeg ik van allerlei vriendinnen en kennissen mooie, fleurige sjaals en met liefde zelf gebreide, zachte katoenen mutsjes. Echt super lief! En ruimschoots genoeg om eindeloos mee te variëren. Dus zo had ik elke dag en nacht voldoende hoofdverwarming èn werd elke dag ook een beetje een modeshow.

Sjaaltjesparade
Die sjaaltjesparade heeft het vorig jaar flink opgefleurd. Want hoe fijn is het als je er, ondanks alles, toch nog een beetje leuk uit ziet?! Dat is me vorig jaar  best goed gelukt, al zeg ik het zelf.  Als tegenwicht tegen alle misère heb ik vorig jaar bovendien een uitgebreide reeks selfies met uiteenlopende hoofdbedekking gemaakt.  Zowel om mijn eigen moreel op te krikken, als voor mijn familie en vrienden.  Soms ook als bewuste positieve PR-strategie. Mijn inner circle- zo redeneerde ik namelijk- zat niet altijd te wachten op berichten over hoe ziek, zwak en misselijk ik was. Daarom stuurde ik af en toe ook als goed nieuws wat leuke ‘Christa met sjaaltje/mutsje’-foto’s rond.

Niet leuk
Maar was het allemaal leuk? Nee natuurlijk niet. Die leuke sjaaltjes schiepen weliswaar een bijzondere band tussen mij en mijn moslima-kennissen, maar maakten me  ook overduidelijk een zichtbaar zieke vrouw. Dat vond ik niet altijd fijn. Bij de voetbalwedstrijden van mijn jongste dochter was ik de enige moeder met een kankersjaaltje langs de lijn. En op straat en in winkels was ik voor iedereen  een duidelijk herkenbare kankerpatiënt. Alle belangstelling en sympathie, ook van oppervlakkige kennissen was weliswaar hartverwarmend, maar ik wilde ook wel eens een dagje als gewoon mens in plaats van zieke aangesproken worden.  Tsja, had ik dan misschien toch een pruik moeten kiezen?? Ik weet het niet.

Het tweede nadeel was: kaal maakt koud. Mijn broer, die al jong last kreeg van een wijkende haargrens, zei vorig jaar ‘joh, dat heb ik al sinds mijn 30ste, ik slaap in de winter altijd met een muts op’. Dat vond ik op een bepaalde manier wel troostrijk. Wat ik vooraf echter niet wist: ik had altijd koud. Niet alleen mijn hoofd, maar mijn hele lichaam. Dag en nacht. Zomer en winter. Want door de chemo’s  was mijn doorbloeding niet al te best. Wanneer ik naar buiten ging, was één mutsje vaak niet genoeg. Daar waaide de wind gewoon doorheen. Dan werden het er twee en soms nog een capuchon erbij. Echt deprimerend vond ik dat. Daar kwam nog bij dat het koude zweet me regelmatig uitbrak. Een vervelend bijverschijnsel van chemo’s en andere medicijnen. Dan moesten alle extra lagen kleding en mutsjes weer uit en af. Tig keer op een dag. Super irritant en vermoeiend. Zeker wanneer je je niet lekker voelt en al hartstikke moe bent. Toen het me lukte om beter te accepteren dat dat alles er nou eenmaal bij hoort, werd het iets dragelijker. En godzijdank ging het uiteindelijk ook over:  één maand na mijn laatste chemo ging mijn haar weer groeien en de koude verdween beetje bij beetje uit mijn lichaam.

Complimenten
Elke dag stond ik me voor de spiegel te verbazen over mijn nieuwe look: eerst kreeg ik korte spierwitte stekeltjes, daarna kleine kroesachtige krullen en daarna een grote bos witgrijs golvend haar. Een flinke verandering ten opzichte van daarvoor. Ik was -en ben- er superblij mee! En ook dankbaar. Want eigenlijk is het wel een klein wonder dat een lichaam zich na zoveel chemisch geweld toch weer herstelt.

Nog nooit heb ik trouwens zoveel complimenten over mijn haar gekregen als toen (en nu). Dat was en is fijn om te ontvangen. Iedereen was blij voor mij èn kennelijk vinden veel mannen kort grijs haar super sexy. Dat is een leuke bonus 😊!

Lied: You are so beautiful-Joe Cocker

Ben je lotgenoot en herken je je in mijn verhaal? Of naaste van iemand met kanker, professional  of anderszins geïnteresseerd? Ik ben benieuwd naar je reactie!

Levendige groet,

Christa

In het voorjaar van 2019 kreeg Christa van Werkum onverwachts de diagnose kanker. Een tijd is het goed gegaan, maar in het najaar van 2022 wordt Christa opnieuw behandeld, de kanker is weer actief in haar lichaam. De ziekte geeft haar veel waardevolle levenslessen. Die levenslessen deelt ze graag met anderen via haar blog.

Eeuwigheidszondag- ik noem jouw naam

Ik noem jouw naam
Vandaag
Jij blijft altijd bestaan

Ik steek een lichtje aan
Vandaag
‘t Is donker na jouw heengaan

Ik denk aan wie jij was
Vandaag
Jij zult er altijd zijn

Jij bent niet hier
Vandaag
Maar altijd in mijn hart

Het is vandaag de laatste zondag van het kerkelijk jaar, de zondag voordat we beginnen aan de Adventsperiode. Eeuwigheidszondag. Een idee van koning Frederik Willem III van Pruisen. In 1816 wilde hij dat er een ‘algemeen christelijk feest van herinnering aan de overledenen’ zou komen. Hij noemde het Dodenzondag.

Op deze zondag worden in veel kerken de namen genoemd van de mensen die in het afgelopen kerkelijk jaar overleden zijn.

Naam
Ik vind het altijd indrukwekkend als tijdens officiële plechtigheden een naam genoemd wordt. Bij dopen, trouwen, bij een diploma-uitreiking, bij een sportprestatie of bij een overlijden. Een naam zegt iets over het bestaansrecht van iemand. Met een naam wordt iemand een persoon, komt iemand uit de anonimiteit, krijgt iemand een gezicht.

Vandaag, als de namen genoemd worden van hen die we dit jaar los moesten laten, zijn zij opeens weer even heel dichtbij. Zijn er herinneringen, gedachten, emoties die ruimte vragen. Misschien zijn er herinneringen aan het leven dat iemand geleefd heeft. De momenten die je samen beleefd hebt. Goede, intense en gelukkige momenten. Herinneringen aan het overlijden. Wellicht zo onverwacht dat je het nog steeds niet kunt bevatten. Geen tijd gehad om afscheid te nemen. Ik denk aan ouders die dit jaar afscheid moesten nemen van een kind. Soms nog voor het geboren werd. Hoe bijzonder is het dat sommige mensen hun kindje al voor de geboorte, nog veilig in de moederschoot, zijn of haar naam hebben gegeven. Dat geeft bestaansrecht, zelfs als je weet dat voor dit kindje geen (lang) leven op aarde is weggelegd. Vandaag klinkt hun naam, als teken van bestaan.

Schaduwkanten
Er kunnen ook andere herinneringen zijn. ‘Over de doden niets dan goeds’, is een uitspraak die ik in mijn kinderjaren al leerde. Maar lang niet altijd hebben we alleen maar goede herinneringen aan iemand. Ook dat mag genoemd worden en daar mag ruimte voor zijn. Als vandaag een naam genoemd wordt komen ook die herinneringen boven Je echtgenoot kan overleden zijn en naast goede momenten waren er ook spanningen en ruzies. Een huwelijk is geen roze wolk en er kunnen pijnlijke en kwetsende dingen gebeuren tussen partners. Het noemen van een naam kan herinneringen oproepen aan iemands overlijden. Misschien was het overlijden niet natuurlijk. Koos iemand er zelf voor om een einde te maken aan het leven, zelfmoord. We hebben het er liever niet over. Er is schaamte, er zijn vragen. Er kan boosheid zijn of schuldgevoel. Ik hoop dat als jij vandaag een naam noemt en je je in deze situatie herkent, je jouw verhaal durft delen. Dat er mensen zijn die luisteren en naast je staan.Soms voelt een leven zo onaf. Er is nog zoveel niet gezegd. Of er zijn dingen blijven liggen omdat ze te moeilijk waren. ‘Dat komt later wel’, maar er zal geen later komen. Als vandaag de namen genoemd worden, komen juist ook die herinneringen boven. Kunnen er tegenstrijdige emoties zijn.

Samen rouwen
Herinneringen zijn de brug tussen jou en degene die verloren hebt. Ik vind het woord ‘herinneren’ zo mooi. Er zit iets in van: innerlijk. Alsof je eigenlijk zegt: door de herinneringen leeft iemand bij mij van binnen verder. Herinneringen zijn kostbaar. Je mag ze koesteren en delen met anderen zodat ze levend blijven. Maar, zoals ik hierboven al schreef, herinneringen kunnen ook beladen zijn, pijnlijk, verdrietig. Vandaag klinken de namen van de overledenen. Zodat zij niet vergeten worden. Maar ook, zodat we naar elkaar kunnen omzien, er voor elkaar kunnen zijn. Want rouwen is een zware klus. Het is opnieuw leren leven met een gemis dat blijvend is. Een gemis dat nooit over gaat en door niemand anders is op te vullen. Als je samen kunt rouwen, als je je gemis kunt delen, als je herinneringen kunt uitwisselen, je verhaal kunt vertellen is dat helend. Niet dat het gemis verdwijnt, maar door te praten over jouw geliefde houdt je de herinnering levend en blijft iemand zijn plek in je leven houden. Iemand is pas echt dood als er niet meer over hem gesproken wordt. Als jij iemand bent die een verlies met zich meedraagt dan zou ik je gunnen dat je de ruimte hebt en voelt om je verhaal te doen. Zo vaak als je kunt. Ken jij iemand die een verlies meemaakte? Recent of al heel lang geleden? Heb daar dan aandacht voor. Noem de naam! Vraag eens hoe het is, oprecht geïnteresseerd, nieuwsgierig vanuit betrokkenheid. Hoe is het leven zonder je moeder? Hoe oud zou jouw dochter nu geweest zijn? Heb je ooit meer duidelijkheid gekregen waarom je tante zelfmoord pleegde? Zullen we samen het graf bezoeken? Vertel nog eens over de periode van ziekte. Zullen we foto’s kijken?

Perspectief
Als christen geloof ik dat de dood niet het einde is, dat het leven verder gaat. Maar ook dat er een dag komt dat er geen dood meer zal zijn, geen rouw, geen verdriet, geen ziekte, geen gebrokenheid. Als jij dat geloof ook deelt dan mag dat troost geven, perspectief. Dan mag dat er zijn naast het gemis. Tegelijk weet ik dat juist in tijden van rouw en verdriet je zo kunt worstelen met je geloof, met God. Ook dat mag ruimte krijgen, mag genoemd worden. God schrikt daar niet van en wordt daar niet boos om. Hij wil juist dat je met deze dingen bij Hem komt. Lees het verhaal van Naomi maar eens in Ruth 1.

Vandaag noemen we de namen van hen die ons zijn voorgegaan. Vandaag staan we even extra stil bij hoe we hen missen en wat zij voor ons betekenden. Klinkt hun naam vaker dan op andere dagen. Ik wens jou toe dat het noemen van die naam naast het gemis ook een glimlach teweeg zal brengen. Dat er naast verdriet ook goede herinneringen zijn. Dat die naam die vandaag klinkt een gouden randje krijgt.

Geschreven door Judith Stoker, een levenslustige, positief ingestelde, gelovige 40+ vrouw. Ze geniet van het leven en hoopt dat ze voor velen een inspirerend voorbeeld is. Lees meer van Judith op: https://www.judithstoker.nl

Het meisje met het bloemetjesbehang

Het naar bed gaan van de jongste wordt nogal eens afgetrapt met een wedstrijdje wie het eerste boven is. Een ongelijke strijd, omdat ze vaak wint met haar korte, rappe beentjes. Maar soms ben ik dusdanig strijdbaar dat ik ze gewoon even laat verliezen, met teleurstelling op haar gezichtje als gevolg. Mooi om te zien en dat bedoel ik niet slecht. Ze zal namelijk niet altijd winnen. Bij dit wedstrijdje niet, bij Mens-erger-je-niet niet en ook bij zoveel andere dingen in het leven niet. En vooral, van niet-winnen en verliezen weet ze al heel wat.

Als het weer bedtijd is raapt ze de knuffels bij elkaar en met de drempel van de kamerdeur als startlijn schieten we naar boven. Finish op bed. Wie er heeft gewonnen valt wel te raden, maar er is iets anders wat ik belangrijker vind. Al een hele dag wringt er iets in haar en het gaat er ongetwijfeld zo nog uitkomen, zo voel ik aan. Weer is het weefgetouw overuren aan het draaien.

Alle ritueeltjes zijn gedaan en ze ligt op bed. In alle rust komen we tot een wijs gesprek over verschillende onderwerpen en ook over het missen van mama. Het zijn diepe vragen, soms brok-in-de-keel-direct, vragen over details, waaruit blijkt dat ze al heel wat heeft nagedacht.

Het is even stil. Haar slaapkamer is gevuld met gedachten. Op haar rug liggend kan ze alleen wit, roze en veelkleurig bloemetjesbehang zien. Haar ogen schieten alle kanten op. Ze ziet meer, het kan niet anders. Dan: “Papa heeft u nog van dit bloemetjesbehang? Dan kan ik er wat mee knutselen.” Zomaar ineens, heel wat anders, zo lijkt het.

We praten daarna nog over nooit meer en over de bloemetjes op het behang. “Het zullen nooit echte worden, het is maar een plaatje. Ze kunnen ook nooit groeien en bloeien.” Hoe jong ze ook is, het zijn haar woorden. “Het zal altijd een plaatje blijven,” zo vervolgt ze. “Alleen maar het plaatje, maar de bloem is er wel.” We concluderen pijnlijk dat het zo met mama ook is. Alleen maar het plaatje. Gedachten schieten alle kanten op, een bloemlezing metaforen is mogelijk. Laat maar even. Ze gaat slapen.

Welterusten klein meisje met je levendige bloemetjesbehang.

Geschreven door Marcel Zandee. Marcel schrijft voornamelijk op onafgehecht.com. Door gedichten, gedachten en ervaringen te delen probeert hij een inkijk te geven in zijn leven waarin verdriet, rouw en gemis moesten worden verweven. Daarnaast deelt hij over het thema ‘rouwen’ als hij dat tegenkomt in boeken, tijdschriften of andere media.

Het trauma van genezen zijn

Kan iemand een ziekte haten, er doodsbang voor zijn en er gelijktijdig dankbaar op terugkijken? Het is paradoxaal. Kanker heeft mij heel wat aangedaan. Maar evengoed heeft het mij goeds gebracht. Of nou ja… Goeds. Herstel. Diep herstel. Vanbinnen. Gewoon omdat God geen half werk levert. 

God keert alles ten goede

Voor ik mijn diagnose kreeg was ik een blij mens. Bijna onbezorgd. Dit is niet altijd zo geweest, de eerste twintig jaar van mijn leven ben ik door de mangel gehaald. Ik ondervond dat mijn ouders overleden, ik ben misbruikt en kwam terecht bij jeugdzorg en uiteindelijk kwam ik terecht in de psychiatrie doordat ik veel drugs gebruikte. Door een wonder leerde ik God kennen. En mijn leven werd goed. Want zo is God. Hij keert alles ten goede. Dat wat mij geroofd was, kreeg ik terug. Tienvoudig. Vooral in blijdschap. En ik dacht dat het klaar was. Mijn verleden lag achter mij.
Totdat de kanker kwam. Want 86% van de kankerpatiënten ervaart na kanker psychische klachten. Ik had hier geen weet van, tot ik mij er ineens middenin bevond. Niet zozeer omdat kanker mij een psychisch probleem opleverde, maar wel omdat kanker heel goed in staat is zaken door elkaar te laten lopen. Maar God herbouwt puinhopen. Lees maar mee.

Leven in onzekerheid
Niemand hoeft een kankerpatiënt te vertellen dat de klap van kanker vooral in het teken staat van volledige machteloosheid en controle verlies over je eigen bestaan. Kanker is een indringer die onveiligheid creëert in alles waarvan je dacht dat het veilig was: je dagelijks leven, je gezondheid, je verhouding tot je lijf en zelfs je relatie tot je naasten en tot God.
Niet zozeer de kanker maakte mij bang, wel die onveiligheid van niets meer zeker weten. Nergens meer echt op durven vertrouwen; mijn fundament van zekerheid volledig weggevaagd.
Ik doorstond de behandeling. Binnen twee maanden was ik schoon. Mijn omgeving vierde feest. Ikzelf stortte in. Ik bleek nog lang niet klaar om door te gaan. Ik bleek nog lang niet klaar met het verwerken van mijn verleden. Want kanker had oude patronen aangeraakt; patronen van onveiligheid en het niet kunnen controleren wat mij gebeurde.

Hulp uit onverwachte hoeken
Maar God is goed. Hij weet wat Zijn kinderen nodig hebben, zelfs al wist ik het toen zelf nog niet omdat ik vooral klein, boos, teleurgesteld en verward was. Ik appte een oud hulpverleningscontact en kon binnen vier dagen terecht bij een psycholoog. Het was geen toeval dat deze dame gespecialiseerd was in oncologie en daarmee samengaande trauma’s. Ook was het geen toeval dat zij dacht dat schrijftherapie mij wel zou passen en dat we direct van start konden, ik stond namelijk op instorten. Ik kreeg van mijn werkgever, zonder vragen, ruimschoots de tijd.

Vallen en opstaan
De therapiesessies waren elke keer een heel leven in 45 minuten. Heftig, confronterend en vooral beangstigend. Ik doorzag dat kanker een wortel van onveiligheid had aangeraakt. Ik probeerde te begrijpen waarom God deze weg verkoos boven een goddelijk ingrijpen, maar achteraf, was dat precies wat het was. Al schrijvende wijs kwamen we erachter dat kanker voor mij onbewust een link was naar het seksueel misbruik wat ik had meegemaakt. Controle. In beide situaties heb je het niet.
Ik zie dit proces nu als goddelijk ingrijpen omdat ik er doorheen moest. Gedachten van angst, minderwaardigheid en onveiligheid zetten tegenover de realiteit dat ik niet langer kanker had, misbruikt werd of zelfs maar slachtoffer was. Het bleek een tool binnen mijn werk als hulpverlener. Een extraatje.
Herstel. Dat heb je echter voor een groot deel zelf in de hand. Als je er maar actief aan deel wilt nemen. Langzaam leerde ik dat ik dat ik mijn emoties mocht van (lichamelijke) onveiligheid mocht erkennen, dat dit niet ‘fout’, maar noodzaak was. Mijn beeld van God werd hierin behoorlijk bijgeschaafd. Ook daar bleek nog een puntje, want God bleek niet een boeman die perfectie en een vlekkeloos bestaan van mij eiste. Hij bleek blij te worden van mijn eigenheid, mijn eerlijkheid, mijn proces waarin ik opnieuw leerde Hem mijn angsten toe te vertrouwen als aan een God die enkel liefde is.
En liefde corrigeert soms. Dat gebeurde ook. Ik moest leren mijn gehele identiteit en karakter te omarmen, juist omdat het verleden daartoe had bijgedragen. Ik leerde hierin ook anderen meer ruimte te geven voor hun proces naar herstel. Het is namelijk niet iets wat je af kan dwingen. Opnieuw een extraatje. Als hulpverlener, maar ook als mens.

En ik leerde de beste les ooit: daar waar de mensen voorbijging aan mijn ‘trauma van genezen zijn’, van kanker weliswaar, dat God geen trauma onberoerd wil laten. Hij dacht niet: ‘Oh, ze is schoon, we kunnen weer door’… Nee, Hij dacht: Ze is schoon, we kunnen aan de bak!

Er waren nachten dat ik niet kon slapen van verdriet, pijn, angst en onzekerheid. Ik zette dan de christelijke radio aan. Standaard sprak Hij door de liederen. Teksten als ‘He never sleeps’, ‘Nooit gezegd dat het makkelijk zou zijn,’ ‘De hemel weet het’, ‘Praise you in this storm’ zijn nog steeds teksten die mij, vier jaar na data, terugvoeren naar die stille Goddelijke nabijheid van de Allerhoogste Zelf. Ik begrijp Hem niet altijd, maar dat hoeft ook niet. Opvoeders maken bijvoorbeeld soms keuzes die de kinderen pas veel later leren waarderen…

Wel kan ik zeggen: kanker gaf mij de ruimte te bewerken wat er werkelijk toe deed.
Het leven ten volle durven leven.
Het was niet alleen een lichamelijk, maar net zo goed een geestelijk ziekteproces dat grootse opruiming verdiende. En uiteindelijk alles beter heeft gemaakt. Want dat wat mij geroofd was, kreeg ik terug. Vooral in blijdschap en dankbaarheid.

Geschreven door Natasja Vermoten. Natasja is 34 jaar, woont in Velsen en werd op haar 30e gediagnosticeerd met tongkanker. Ze schrijft over de dingen die de flexibiliteit van het leven ons soms (tegen wil en dank) aanbiedt. Kanker was voor haar daar een onderdeel van. Op haar site www.mensenverhaal.com kun je meer lezen over haar proces onder categorie ‘kanker’. Ook kun je hier het dichtbundeltje ‘dichter tegen kanker aan’ gratis downloaden. 

Dapper?!

‘Wat ben jij dapper!’ Hoe vaak heb ik die zin vorig jaar wel niet gehoord?  Heel vaak. Vrienden, bekenden en medisch personeel zeiden keer op keer dat ze het dapper vonden hoe ik met mijn ziekte en allerlei andere tegenslag omging. En dat ze het dapper vonden hoe ik me na elke ingrijpende behandeling herpakte en steeds opnieuw weer doorging. Hoezo is dat dapper? Ik vond dat eigenlijk maar een raar woord. Want dappere mensen doen dingen die andere mensen niet durven en kennen geen angst. Zo dapper vond ik mezelf niet want ik was weldegelijk bang. En niet zo’n beetje ook. Maar het klopt dat ik mezelf elke keer heb herpakt, want ik wilde graag beter worden en weer ‘normaal’ leven. Is dat dapper? Ik noem dat levenslust!

Dapper of moedig?
Anselm Grün, mijn favoriete Benedictijnse Abt en schrijver van spirituele  boeken, heeft in ’ Vijftig engelen voor je ziel’  een mooie overweging over dapperheid geschreven.  Hij omschrijft dapperheid als ‘onverschrokkenheid tegenover gevaren, doorzettingsvermogen en vooral ook de moed om wat je als juist hebt erkend ook consequent vol te houden’. Ook maakt hij daarbij onderscheid tussen dapperheid en moed. Moed heb je, dapperheid verover je. Moed is iets actiefs, dapperheid blijkt vooral in de passiviteit. Dapperheid gaat over accepteren wat er op je pad komt en dat zo goed mogelijk proberen te doorstaan. Het tegenovergesteld van dapperheid is lafheid, en het tegenovergestelde van moed is moedeloosheid.  In die betekenis van het woord ben ik inderdaad dapper geweest. En moedig.

Mooi vind ik ook dat dapperheid en lef beide afgeleid zijn van het Franse woord coeur (hart). Het zijn allebei kwaliteiten van het hart. Mijn hart heeft vorig jaar inderdaad heel veel te verduren gehad.  En dapperheid is gerelateerd aan  ‘stabilitas’, één van de belangrijkste grondregels van de Regel van Benedictus. Voor mij een  belangrijke inspiratiebron. Stabilitas, stabiliteit gaat namelijk over volharding en de kunst van het erbij blijven en evenwichtig blijven, ook in moeilijke omstandigheden. En dat heb ik gedaan. Dat was hard werken én beslist niet gemakkelijk.

Verduren
De belangrijkste les die ik  vorig jaar van mijn  ziekenhuispsycholoog heb geleerd ging over precies over hetzelfde: ‘verduren’.  Dat betekent zoiets als ‘het uithouden met wat er is, doorstaan, verdragen’. Sommigen zouden het ‘je lot dragen’ noemen. Niet op een passieve,  lijdzame manier maar door te  accepteren dat de situatie nu eenmaal is zoals die is. En je daartoe te verhouden. Met alle emoties die daarbij horen; boosheid, verdriet, stress, angst, wanhoop en nog veel meer. Dat vond ik een flinke opgave. Want er was, toen ik zo ziek was, heel veel om te verduren. Verduren dat ik ernstig ziek was en dat het ongewis was of  en zo ja hoe ik weer beter zou worden, verduren dat mijn privé-leven en mijn werkende leven opeens op hun kop stonden. En verduren dat niet alleen mijn lichaam maar ook mijn hart en ziel tijd nodig hebben om te helen en genezen. Dat alles verduren heeft me behoorlijk wat energie, frustratie en tranen gekost.

Vallen en opstaan
Inmiddels heb ik met vallen en opstaan geleerd om inderdaad beter te verduren dat herstel gaat zoals het gaat. En accepteren dat herstel na kanker volgens het zogenaamde zaagtand model verloopt. Dus niet in een rechte lijn omhoog, maar met ups en downs. Dus daar hoort bij dat mijn energie, concentratie en fysieke vermogens per dag wisselen. En dat één stap voorwaarts (bv. lekker fietsen met een goede vriend of een blog schrijven) me de dag daarna soms 2 stappen  terug zet. Dan ben ik sneller moe, lukken fysieke of mentale dingen minder goed en moet ik even pas op de plaats maken om weer bij te komen. En ik heb ik op een diepgaandere manier dan ooit tevoren geleerd om alle emoties die horen bij rouw en verlies onder ogen te zien en er bij te blijven, ook wanneer dat verdomde pijn doet. Dat is met recht een enorm bewijs van dapperheid en stabilitas!

Dus misschien hebben al die mensen die mij een ‘dappere dodo’ noemden toch wel een beetje gelijk?

Herken jij je in mijn verhaal? Of wil je reageren? Graag! Wil je weten wat mij verder heeft geholpen bij mijn herstel, lees dan ook mijn andere blogs.

Leestips:

  • Grün, A. (2002). Vijftig engelen voor je ziel. Uitgeverij Ten Have/ Lannoo. ISBN 90 259 52909
  • Adama van Scheltema, C.S. (1906). Eenzame liedjes. Uitgeverij Brusse, Rotterdam
  • Waal, E. (2007). Zoeken naar God. De weg van Benedictus.  Uitgeverij Kok, Kampen. ISBN 978 90 435 1272

In het voorjaar van 2019 kreeg Christa van Werkum onverwachts de diagnose kanker. Een tijd is het goed gegaan, maar in het najaar van 2022 wordt Christa opnieuw behandeld, de kanker is weer actief in haar lichaam. De ziekte geeft haar veel waardevolle levenslessen. Die levenslessen deelt ze graag met anderen via haar blog.

Als je moe bent

Iedereen is wel eens moe.
Een belangrijke vraag is: waarvan?

Ben je moe, omdat je hard hebt gewerkt?
Of ben je moe omdat je de spanningen die er in je leven zijn niet meer aan kan?

Moe kun je zijn op vele manieren. Je kunt gezond moe zijn. Je lichaam heeft rust nodig. Na een nachtje slapen is het weer helemaal over. Je kunt ook geestelijk moe zijn. Innerlijk ben je op. Je kunt het leven niet meer aan. Je hebt geen energie meer.

Soms is het een combinatie van beide. Je lichaam wil niet meer maar ook de bezieling is uit je leven.

Soms kun je moe zijn en je weet niet waardoor het komt. Je begrijpt niet waarom het uit bed komen al moeheid veroorzaakt. Het overkomt mensen die later blijken ziek te zijn, maar ook veel mensen die ziek zijn geweest. Je bent hersteld, maar je blijft ontzettend moe.

Mensen die vaak moe zijn komen ook vaak alleen te staan. Energiegebrek kost je kennissen en vrienden. Je gezin moet zich aanpassen. Je vrije tijd wordt anders besteed dan vroeger. Ook in de kerk ben je er niet altijd meer.

Moe zijn heeft vele kanten. En vele gevolgen.

Als jij moe bent, is het goed je af te vragen: waardoor ben ik nu moe? Waarom voel ik me zo?

Jezus heeft ooit de beroemde woorden gesproken: ‘Komt naar Mij, jullie die vermoeid zijn’. Dat is een geweldig woord. Ieder die moe is, mag bij die uitnodiging zijn oren spitsen. Want Jezus heeft er verstand van. Hij weet wat moe zijn is. En niet alleen lichamelijk moe zijn. Hij is ook geestelijk vermoeid geweest. Op het laatst kon Hij niet meer.

Weet je wat ik fijn vind? Moe zijn is normaal niet iets waarvoor je kiest. Het overkomt je om allerlei redenen. Maar van Hem is het een bewuste keuze geweest. Hij, die alle geluk van de hemel bezat wilde vermoeidheid, uitputting, tranen en verdriet ervaren. Hij wilde worden zoals wij. Ons leven delen. Ook ons moe zijn. Moe van zoveel dingen.

Jezus zegt: ‘Kom naar Mij’.

Als er Eén is die mij begrijpt, dan is het Hij. Als er Eén mij kan helpen dan is Hij het. Hij kan mij genezen. Maar word ik niet beter: Hij kan me energie geven terwijl ik geen conditie meer hebt. Geestelijke kracht als ik lichamelijk zwak ben.

En dan nog iets:
Wat ik ook bedenk is dat Hij moe is geweest door mij. Niet in de eerste plaats van en door een ander, maar door mij. Toch zegt Hij tegen mij: ‘Kom naar Mij’. Is dat niet geweldig!

Het moeten leven met weinig energie wordt zo nog rijker dan 16 actieve werkuren per dag zonder Hem.

Geschreven door Arie van der Veer.

Erg, erger, ergst

Van leidinggevende tot ervaringsdeskundige

In mijn vorige leven, voordat ik ziek werd, was ik leidinggevende van een thuiszorgteam bij een zorginstelling. In die hoedanigheid heb ik regelmatig gesprekken gevoerd. Met mensen die niet meer beter konden worden en met mensen in hun allerlaatste levensfase. Ik hoorde over hun zorgen en angst, of juist groot vertrouwen, hun hoop of hun wanhoop.

In mijn vrije tijd deed ik een tijdje pastoraal bezoekwerk in onze gemeente. Ook dan waren er wel eens gesprekken bij zieken. De gesprekken waren vaak moeilijk. Wat moet je dan zeggen? We willen als mensen zo graag troostende of opbeurende woorden zeggen. Ik wilde zo graag tegen ze zeggen dat het goed komt of dat het misschien wel mee valt. Maar vaak had ik geen woorden. Op die momenten kan je helemaal niet zeggen dat het goed komt of dat het wel mee valt. Het is soms beter om helemaal niks te zeggen, maar hoe moeilijk is dat.

En toen, was ik opeens ook nog eens ervaringsdeskundige op het gebied van ziek zijn. Ik herkende de moeite bij anderen. Door er zelf altijd open over te praten heb ik wel gemerkt dat het voor de ander gemakkelijker wordt om er ook over te praten.

Tijd voor beweging

Na een periode van op de bank zitten en ziek zijn, ondergaan en ontvangen, voelde ik me beter en sterker worden. Ik merkte dat ik uit die passieve rol wilde. Niet blijven zitten wachten tot ik doodging. Tijd voor beweging. Ik besloot mijn zorgachtergrond, de praktische kennis uit mijn werk over rouwprocessen, ervaringen en moeiten waar ik tegenaan gelopen was tijdens pastorale gesprekken, en mijn ervaringen als zieke, te bundelen. Daar wilde ik iets mee doen. Ik mocht een presentatie geven op een toerustingsavond voor ambtsdragers. Ik ben vast niet de enige die dit lastig vindt, dacht ik. Hoe reageer je op slecht nieuws van een ander? Wat zeg je wel en wat beter niet? Troosten, hoe doe je dat?

Ervaringen en belevingen

Tijdens de presentatieavonden heb ik allereerst benadrukt dat het om mijn ervaringen ging. Mijn persoonlijke beleving. Maar natuurlijk ook dat het niet zo is dat alle zieken het zo ervaren en dat hetzelfde vinden als ik. Mensen verschillen, iedereen gaat anders om met de situatie. Maar er zijn natuurlijk altijd wel do’s en don’ts waar je op kan letten.

De avonden waren bijzonder. Er werden mooie en kwetsbare gesprekken gevoerd. Ook werden er opmerkelijke inzichten opgedaan. Eén van de sheets die ik had gemaakt heette erg, erger, ergst. De strekking van mijn verhaal was iets waar ik, zeker toen ik pas ziek was, nogal eens tegenaan gelopen was. Als mensen gehoord hadden dat ik ziek was, werden er soms kennissen of buren aangedragen die hetzelfde hadden als ik, maar dan veel erger. Bij die mensen kon er niets meer aan gedaan worden. “Nou wat ik heb is ook best erg hoor”, dacht ik dan.

Anderzijds gebeurde het ook dat ik bijvoorbeeld aan iemand vroeg: “hoe gaat het nu met je versleten heup?” Dan kreeg ik als antwoord dat ze mij daar niet mee gingen vermoeien omdat wat ik had veel en veel erger was. Dat vond ik ook heel naar. Ik wil gewoon meedoen aan het leven. Ik wil dat de ander onbevangen met mij kan praten over versleten heupen of andere kwalen. Zo voelde het of ik op de zijlijn stond. Langs de meetlat van erg, erger, ergst, win ik vaak.

Toen ik deze ambivalentie deelde tijdens de presentatie, kreeg ik de nuchtere opmerking: “dus eigenlijk kan niemand het goed doen”. Tja, dat was wel een verrassend inzicht. Want dat is eigenlijk wel een beetje zo.

Stil zijn

Met elkaar hebben we op deze avonden onder andere de volgende punten benoemd:

  • Luister vooral naar de ander. (op een van de sheets stond een mannetje afgebeeld met twee hele grote oren. Eronder stond: God heeft ons niet voor niets twee oren en maar een mond gegeven.) Als je niets weet te zeggen, zeg dat dan.
  • Ga naast de ander staan.
  • Laat het verdriet er gewoon zijn.

En dan toch… als een lotgenote of iemand anders slecht nieuws heeft gekregen hoor ik mezelf ook soms weer algemene dingen stamelen. Of opbeurende woorden gebruiken in plaats van stil te zijn.

Het blijft lastig. Zelfs als ervaringsdeskundige.

Geschreven door Lenneke de Mooij. Lenneke heeft uitgezaaide eierstokkanker. Daarbij is ze actief voor Olijf, het netwerk voor vrouwen met gynaecologische kanker. “Kan ik mijn ziekte en situatie misschien ombuigen zodat er iets zinvols uit voort kan komen?” vroeg ze zich af. In haar blogs voor Als kanker je raakt deelt ze daarom haar ervaringen en bevindingen over hoe ze leeft met de ziekte kanker in haar leven.

Post uit de hemel

Schat, waar zal ik die kaarten hangen?’
Zuchtend open ik mijn ogen op zijn vraag. Ik ben moe en verdwaasd van alle kalmeringstabletten die ik neem omdat pijnmedicatie allergische reacties veroorzaakt. De pijn maakt me gek. De stapel beterschapskaarten met daarop ‘knap snel op’ teksten groeit sinds een maand. Ik ben ziek, erg ziek. De meeste heb ik maar voor de vorm geopend, maar de woorden helen niet. Ik zie toe hoe mijn man bijna liefdevol de kaarten door zijn hand laat gaan en ik vervloek het moment. Ik trek mijzelf overeind van het bed in de huiskamer en grijp naar een fles zoutwater om mijn mond te spoelen voordat ik antwoord geef.
‘Wat dacht je van de prullenbak?’ Ik spuug water met stukjes dood vlees, ontsteking en zoutoplossing uit. Verontwaardigd schiet mijn man in de lach.
‘Oké, waar de kaarten altijd hangen dus, op de deuren…’
Ik knap. Maskers hebben mij nooit goed gestaan.

‘Snap je het niet?! Ik wil niet geconfronteerd worden met die kankerkaarten! Ze benadrukken dat God mij niet genezen heeft!!! ’Door mijn tranen heen zie ik hoe manlief zijn mond opent en sluit. Ik weet dat hij zijn immer bemoedigende woorden inslikt.
‘Lieverd, praat met God…’
Bokkig kijk ik op en lieg een verlangen weg. ‘Gaat niet. Ze hebben een deel van mijn tong geamputeerd weet je nog?’
Beide zwijgen we. De kaarten legt hij behoedzaam naast mijn bed. Ik draai mijn hoofd weg voor zijn kus.

Verloren
Mijn heilige huisje van ALTIJD geloven is omvergeworpen. Of misschien niet. Ik heb in ieder geval mijn Bijbel verstopt. Niet alleen ik zwijg, ik wil dat God ook zwijgt. Zelfmedelijden erkent geen bemoeienis of bemoediging. Want voor het eerst sinds mijn bekering heb ik het gevoel dat God mij in de steek gelaten heeft en ik kan het niet verkroppen. Ik snap ineens waarom veel mensen mijn bevlogenheid voor God niet kunnen pakken. Ik bedoel: wie mij kent, heeft over God gehoord… Blijkbaar kunnen mensen zich echt té gekwetst, beschadigd of genegeerd voelen om in een goede God te geloven. Achterlijk genoeg voel ik nog steeds de passie mensen te helpen begrijpen dat God niet schuldig is aan het leed in de wereld. Al ben ik nu monddood gemaakt. Tijdelijk, medisch gezien. Mijn spraakstaaf mist een deel. Praten gaat, maar voor het eerst wil ik zwijgen.

Maar hij is trouw
Ik weet echter, proefondervindelijk, dat God trouw is. Misschien genas Hij deze kanker niet zoals IK dat wilde. Hij voorzag wel een zéér vroege ontdekking zodat ik nog kan spreken. Hij redde mijn leven door een bezoek van een vriendin die kwam op het moment dat ik bijna stierf door een reactie op de morfine. Hij genas ooit een scala aan psychische problemen, heelde mijn familiebanden, maakte mij stabiel, enzovoorts.

Superchristen
De volgende dag hang ik zelf de kaarten op. Zelf.
Het kost mij moeite maar ik kan inderdaad de liefdevolle steunbetuigingen niet langer negeren. Vanaf dit moment pak ik met vallen en opstaan het leven weer op. De ene dag huil ik tranen met tuiten van onbegrip en fysieke pijn omdat een vleesetende bacterie mijn tong als lekkernij verkiest, de andere dag slik ik een extra kalmeringstablet en verzink ik in misleidende stilte. Ik vraag hulp voor mijn heftige emoties. Ik vind het afschuwelijk, dat ik, de superchristen, hulp nodig heb mijn emoties te verwerken. Maar het helpt.

God verlaat ons niet
Een maand later ruim ik de kaarten op.
Ik maak er eerst een foto van. Ik heb meer energie, mijn tong is geheeld. Ik richt mij op herstel. Het leven is niet meer zo vernietigend als de kanker was. Ik noem de foto ‘het leed dat kanker heet’, twee deuren vol met een in deze wereld zeldzaam handgeschreven teksten van mensen die met mij meeleden. Als ik ze door mijn handen laat gaan terwijl ik ze opberg voel ik mijn hartslag. Ik leef. En nu ik mijn hartslag voel, wordt mijn ademhalen weer een vorm van bidden. En terwijl ik mij dit besef, loop ik naar de brievenbus. Tot mijn verrassing ligt er wéér een kaart.
En ik lees hem. Ik lees hem helemaal.
En ik moet huilen. Ook nu moet ik huilen.
Niet uit zelfmedelijden dit keer, maar uit dankbaarheid, omdat ik buiten de kaders van kanker denk: Hoe wonderlijk, dat er een liefde is die zich uitstrekt naar de ander. God heeft mij nooit verlaten. Hij leed met mij mee. Twee deuren dik.

Geschreven door Natasja Vermoten. Natasja is 34 jaar, woont in Velsen en werd op haar 30e gediagnosticeerd met tongkanker. Ze schrijft over de dingen die de flexibiliteit van het leven ons soms (tegen wil en dank) aanbiedt. Kanker was voor haar daar een onderdeel van. Op haar site www.mensenverhaal.com kun je meer lezen over haar proces onder categorie ‘kanker’. Ook kun je hier het dichtbundeltje ‘dichter tegen kanker aan’ gratis downloaden.