Waar is de zandbank waarover ik veilig kan terugkeren?

54963996_s_zandbankGoede Vrijdag 2007. Tegelijkertijd met het herdenken van het lijden en sterven van Christus werd bij mij de diagnose lymfeklierkanker gesteld, de ziekte van non-Hodgkin. Deze ziekte werd ontdekt en voor het eerst omschreven door de

19e-eeuwse hematoloog Thomas Hodgkin. Waarom iemand een dergelijke slopende ziekte – die in mijn geval zeer lang zou blijven sluimeren – naar zichzelf zou willen vernoemen, is mij een compleet raadsel. Een behandeling met chemokuren en bestralingen volgde en na een jaar kwam het goede nieuws: ik was in remissie.

Intense vreugde. Het herstel bleek niet duurzaam, want in 2014 werd een recidive van dezelfde ziekte ontdekt. Naast chemokuren maakte ook een stamceltransplantatie deel uit van de tweede behandeling. Een moeilijke en fysiek zware periode, maar weer volgde een remissie. Wederom vreugde en feest. Het vocht in de feestglazen was nauwelijks opgedroogd of de ziekte diende zich voor de derde keer aan, in februari jl. En daar ben ik dan: na een reeks chemokuren bevind ik mij wederom in de angstaanjagende periode in aanloop naar een stamceltransplantatie.

De vraag wat kanker met je doet, is zo generiek en alomvattend, dat geen enkel antwoord recht doet aan de situatie waarin kankerpatiënten zich bevinden. Toch zal ik proberen een persoonlijk antwoord te schetsen aan de hand van een metafoor. De metafoor betreft een drenkeling die zich in een mui bevindt, een beeld dat voor mij persoonlijk voor de hand ligt, omdat ik in Katwijk woon en actief ben bij de plaatselijke reddingsbrigade. Het komt gelukkig niet vaak voor, maar wel té vaak, dat een badgast, genietende van een zonnige zomerdag, per ongeluk in een zeewaarts gerichte muistroom terechtkomt (een mui is een plaatselijke diepte tussen twee zandbanken haaks op de kust). Nietsvermoedend wordt hij steeds verder richting zee gevoerd door de waterstroom, tot hij plotseling ontdekt dat hij inmiddels een behoorlijke afstand van het strand is verwijderd. Enigszins overrompeld, maar niet ontmoedigd – het strand is immers nog binnen zwembereik – begint hij terug te zwemmen richting strand. Hij beseft daarbij niet dat hij zich nog in de zeewaarts gerichte muistroom bevindt. Tegen de stroom in talmen is spreekwoordelijk geen sinecure, maar in zee vaak noodlottig. De badgast merkt na verloop van tijd dat, ondanks zijn verwoede pogingen, het strand maar niet dichterbij lijkt te komen. Hij probeert steeds sneller te zwemmen en raakt steeds vermoeider en met de vermoeidheid neemt ook de paniek toe. De goed geïnformeerde strandbezoeker weet dat wanneer hij in een muistroom terecht komt, hij dan evenwijdig aan de kust naar een zandbank moet zwemmen, om vervolgens over de zandbank, waar geen zeewaarts gerichte stroom staat, terug te keren naar het strand. Maar al te vaak komt het voor dat strandbezoekers hiervan niet op de hoogte zijn en door de vermoeidheid uiteindelijk niet meer in staat zijn het hoofd boven water te houden.

In mijn ziekteperiode voel ik mij net als die badgast in de muistroom: overrompeld, vermoeid, in paniek, ontredderd, ontheemd, verlangend naar huis waar alles goed is. De herkenningspunten aan de kust die symbool staan voor alles wat zeker leek en waar ik mijn leven en overtuigingen op fundeerde, worden steeds kleiner. Het water wordt steeds donkerder en kouder. De irrelevante zaken verbleken, alleen de fundamentele vragen blijven over. Waar is het einde van deze totale uitputtingsslag? Waar is de bodem? Hoe diep moet ik nog zinken? Waar kan ik mij nog aan vasthouden als alles wat met het leven te maken heeft van mij wordt afgesneden? Waar is de zandbank waarover ik veilig kan terugkeren? Zál ik terugkeren naar die oude vertrouwde kust met haar dierbare herkenningspunten? Wanneer leert U mij te lopen over het water?

Het klinkt absurd, maar steeds meer kom ik tot de overtuiging dat een mens juist in deze benarde positie volledig mens wordt. Op de plek waar hij wordt ontkoppeld van alles waar hij waarde aan hechtte, waar hij wordt onthecht van alles waar hij zijn vertrouwen op stelde, waar alles wat zeker leek in elkaar stort, juist daar is hij in staat om veranderd te worden. Juist daar kan God hem vormen tot Zijn evenbeeld. Omdat hij kneedbaar is geworden, omdat hij niet langer zijn vertrouwen stelt op schijnbare zekerheden en vanzelfsprekendheden. Dit is de ultieme paradox: datgene wat lijkt af te snijden van elke levensbron, vormt Hij om tot bron van levensvreugde.

De helden die meedoen aan Sport4Hope kiezen ervoor om zich over te geven aan een uitputtingsslag. Ik heb geen keuze, maar zij kiezen hier vrijwillig voor. Ook zij weten niet hoe diep de bodem zal zijn, maar zij hebben besloten om de race tot op de bodem uit te fietsen. Dát is pas bewonderenswaardig! Persoonlijk ben ik getuige geweest van de buitengewone fysieke prestatie die mede-organisator van Sport4Hope en goede vriend Mark heeft geleverd op de Alpe d’Huez. Maar liefst vier keer is hij de berg opgerend. De bodem was onpeilbaar diep, maar hij ging de strijd aan met de uitputtingsslag, de blik vastberaden gefixeerd op de eindstreep. In mijn eigen uitputtingsslag hoop ik in zijn voetsporen te treden. Wielrenners, helden van Sport4Hope, zet ‘m op! Niemand weet hoe diep de bodem zal zijn. Daarom verdienen jullie het diepste respect!

Rogier Hoek

De diagnose

Waar komt mijn hulp vandaan?’

‘De uitslag van de patholoog anatoom is binnen, u hebt lymfeklierkanker,’ zegt de professor tegen mijn man. Wij kijken elkaar aan. Gemengde gevoelens nemen bezit van ons. Met deze diagnose is aan maar liefst anderhalf jaar onzekerheid een einde gekomen. Mijn man was voorbereid. Ik daardoor ook. Een dag tevoren was de zaalarts langs gekomen. ‘Nu al vertel ik – en dit moet onder ons blijven – wat de professor morgen komt vertellen’, zei deze invoelende jonge arts. Ondanks deze voorkennis is het onwezenlijk. Geen grond meer onder onze voeten.

Later op de dag zijn wij beiden nog steeds sprakeloos. Weten niet veel meer te doen dan in de ziekenhuistuin naar de volière te gaan kijken. Het is zomer en prachtig weer. Naast mijn man in de rolstoel ga ik op een bankje tegenover de volière zitten. In stilte kijken we naar de beweeglijke, kleurige vogeltjes. Ieder met onze eigen gedachten. Met woordeloos bidden ook. Een zuchten tot God: ‘Waar komt mijn hulp vandaan?’ Het bedreigde bestaan kijkt ons recht in de ogen.

Veel later zal pas echt tot me doordringen dat we met deze vraag aanklopten bij het hoogste adres dat bestaat. ‘Waar komt mijn hulp vandaan?’ is de noodkreet van de pelgrim, die door de gevaarvolle bergen op weg is naar Sion. God aanbidden in de tempel in Jeruzalem is zijn doel. De witregel voor het antwoord op de vraag in Psalm 121 deed mij, op dat moment jaren later, de adem inhouden. Hoe zou de reactie van de pelgrim zijn op deze door reële angst getekende uitroep? Dan staat daar als een verlossend woord beschreven: ‘Mijn hulp komt van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft’. Deze pelgrim heeft opeens ontdekt dat hij van het allerhoogste adres, van de eeuwige God zelf, hulp kan verwachten in dit levensbedreigende gevaar.

Mijn man ervoer in zijn lijden deze hulp daadwerkelijk. Hij werd getroost door zich te oriënteren op Jezus, de zoon van God. Zag dat Hij de volle verantwoordelijkheid nam voor zijn, op zijn zachtst gezegd, niet eenvoudige leven. Zag ook dat Hij ondanks grote verzoekingen en tot het bittere einde toe volhardend de weg vervolgde, die God voor hem bestemd had. ‘Waar Híj ging, kan ik gaan…’, was het liedzinnetje dat hem toen in de maanden na de diagnose hoop gaf. Door de wetenschap dat deze weg van navolging werkelijk toekomst bood, ontving hij de kracht en de moed om ook zelf vol te houden.

Dat volhouden niet vanzelfsprekend is daar weet jij alles van. Eenmaal werd immers ook bij jou de diagnose kanker gesteld. Zeer waarschijnlijk ook in tegenwoordigheid van je geliefde. Een partner is nauw betrokken bij alles wat er gebeurt in het leven van iemand met kanker. Samen zoeken naar hulp ligt dan voor de hand.

Op zoek gaan naar hulp geldt echter evenzeer voor ieder die er alleen voor staat. Elk mens met kanker voelt zich bedreigd en moet gevaar trotseren. Juist ook in deze eenzame situatie is het de moeite waard aan te kloppen bij het hoogste adres. In de Bijbel lezen wij dat degenen die voor zichzelf moeten opkomen door God extra in het vizier worden gehouden. Zijn beschermende liefde kent vele vormen en gedaanten.

Daarom, wat jouw situatie na de diagnose ook is, samen of alleen, er is hoop! Vast staat dat oriëntatie op het hoogste adres daadwerkelijk hulp kan bieden en zo een waar (gods-)geschenk blijkt te zijn!

Gettie Kievit-Lamens

Terugblik Landelijke Ontmoetingsdag door een vrijwilligster

‘s Morgens al vroeg op pad richting Amersfoort. Het is een prachtige lentedag. De mist hangt over de velden en geeft een mooie serene sfeer. Onderweg nadenkend over wat deze dag zal brengen. Aan het programma zal het niet liggen. Het is weer een mooi programma met veel afwisseling. Met wat voor verwachtingen zullen de deelnemers komen? Kunnen ze het lichamelijk aan? Wat voor verhalen zullen ze weer willen delen?

Om 8.15 uur kom ik aan bij het mooie Leerhotel Het Klooster. Ook hier weer die mooie sfeer van een oud klooster wat herinnert aan de serene sfeer over de velden. Alles wordt klaargezet en in gereedheid gebracht om de gasten te ontvangen. Iedereen is druk. De mensen van het geluid. De catering. De kaartjes van de deelnemers liggen klaar. De bloemen zijn geschikt. De dag kan beginnen.

Om 9 uur is er voor de mensen van de organisatie een gebedsmoment. Deze dag kan alleen maar slagen met hulp van de Heer. Langzaam druppelen de mensen binnen, afwachtend wat deze dag zal brengen. Iedereen krijgt een kopje koffie met een stukje krentenbrood, waarna men zich naar de grote zaal begeeft.

Het programma wordt aangekondigd door Rob Favier. Hij zal deze dag leiden. Als eerste is ds. Arie van der Veer aan het woord. Het thema van deze dag is: Kracht in Kanker. Hij houdt een meditatie over psalm 84. ‘Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort’. Steeds weer is het zoeken naar nieuwe kracht. Deze kracht is alleen te vinden bij Hem.

Elise Mannah laat ons genieten van haar mooie liedjes en van haar prachtige stem. Zij wordt begeleid door een geweldige pianist.

Dr. Croon, internist-hematoloog in het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam, houdt een lezing over waar zij haar kracht vandaan haalt. Zij geeft ook voorbeelden van patiënten en waar zij hun kracht vandaan halen.

Dan volgt er de mogelijkheid om vragen te stellen. Deze tijd is eigenlijk altijd te kort, want er zijn veel vragen, met name over vermoeidheid.

Het is tijd voor de lunch en voor ontmoeting. Iedereen geniet van de heerlijke lunch en er wordt veel met elkaar gedeeld. De middag wordt ingevuld met diverse workshops. Iedereen gaat naar de workshop die van te voren is aangegeven. Alle workshops worden zeer gewaardeerd. Om 15.30 uur komt iedereen weer terug naar de grote zaal, waar de deelnemers aan de workshop Kracht in Kanker & Muziek een uitvoering geven.

Iedereen krijgt nog het boek ‘Als kanker je raakt’ mee en gaat met een goed gevoel huiswaarts. Ik denk dat we terug kunnen kijken op een mooie dag.

Anneke van Etten

Terugblik Landelijke Ontmoetingsdag d.d. 9 april 2016

Een bezoekster van onze Landelijke Ontmoetingsdag wil haar ervaringen met ons delen.

‘Vorig jaar was de eerste keer dat ik op de Landelijke Ontmoetingsdag was. Het was een mooie, bemoedigende dag en ik zag er naar uit dit jaar weer te gaan. Ondanks de reden om naar deze dag te gaan, geraakt door kanker, ervaar ik het als een blijde dag. Als mensen vragen of ik nog iets leuks ga doen in het weekend en ik antwoord dat ik naar deze dag ga, is de reactie meestal: ‘Nou, dan wens ik je sterkte, hoor. Want het zal wel een verdrietige dag zijn.’ Het kan natuurlijk gebeuren dat er emotionele momenten zijn. Die mogen worden gedeeld in een veilige omgeving. Maar toch staat genieten centraal.

Ten eerste is het een prachtige locatie. De lunch is meer dan perfect en de hele dag straalt iets uit van een verwenuitje.

Het thema van deze dag was: Kracht in Kanker. Rob Favier praatte op een ontspannen manier de dag aan elkaar. Ds. Arie van der Veer sprak in zijn overdenking over de kracht die ons beloofd wordt in Gods woord. In 2 Koningen 6, waarin het gaat over de belegering van Dotan, zegt Elisa: ‘Vrees niet’. De Heer laat hen zien hoe groot ons leger is. Men zegt dat ‘vrees niet’ 365 keer in de Bijbel zou voorkomen. Voor iedere dag ‘vrees niet’. Iedere dag mogen we bidden om kracht en sterkte. Bemoedigende woorden kregen wij mee.

Elise Mannah en haar pianist namen ons mee in een muzikaal intermezzo. Het leek of Elise tegen de zaal sprak en dat de woorden schijnbaar moeiteloos overgingen in een prachtig lied.

De toespraak van Dr. Francien Croon ging over waar artsen de kracht vandaan halen om veel moeilijke en slechtnieuws gesprekken te moeten voeren.

Na de lunch waren er een drietal workshops. Zelf heb ik meegedaan aan de workshop Kracht in kanker & bezinning o.l.v. Dorien Koetsier. De groep werd in vieren verdeeld. Mensen die kanker hebben, mensen die kanker hadden, mensen die de partner of vriend(in) zijn van iemand met kanker en mensen die iemand hebben verloren aan kanker. Ik vond het prettig om even ‘onder elkaar’ ervaringen, moeiten en gedachten uit te spreken. Twee uitspraken zijn mij in het bijzonder bijgebleven: ‘Je kunt je om te worstelen (met ziekte en moeite) geen betere partner wensen dan God’ en wat mij ook raakte, was dat een mevrouw zei: ‘Hij weet ervan’. Troostend.

Na de prachtige zegenbede ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’, die we met elkaar zongen, speelden Trudi Bos en de andere muzikanten nog even door. Ook het voor mij persoonlijk bemoedigende Duitse lied ‘Meine zeit steht in Deine Handen’.

Wat een mooie dag!

Lenneke de Mooij

In de wachtkamer

wachtkamer‘Nee schat, ik vind het niet spannend meer om te gaan, het is al weer vier jaar geleden. Je hoeft niet over me in te zitten, het gaat heel goed. Ik kan dit prima alleen af en je hoeft echt niet mee, want het is maar een routinecontrole. En daar heb ik er al zoveel van gehad!’

Met die woorden probeerde ik een uur geleden mijn vrouw gerust te stellen. Of probeerde ik toch vooral mezelf gerust te stellen? ‘Ik laat mijn telefoon aanstaan en je belt meteen als je een slechte uitslag hebt’, had ze geantwoord. Mijn poging om gerust te stellen, overtuigde uiteindelijk niemand. In de auto op weg naar het ziekenhuis kreeg ik een vreemd gevoel in mijn buik. Hierdoor reed ik zelfs even verkeerd. En in de wachtkamer oncologie voel ik het weer. Naast me zie ik een leeftijdsgenoot zenuwachtig heen en weer lopen. Af en toe kijkt hij uit het raam. Ik zeg een schietgebedje voor hem op. Zou deze arme jongen ook wachten op de uitslag van een onderzoek?

Met beide handen houd ik een krant vast. Niet dat ik het nieuws lees, want daarvoor gaan mijn gedachten teveel alle kanten op. Alleen is het prettig om even aan de blikken van de anderen te ontkomen. ‘Wat doet die jonge vent hier?’, hoor ik ze denken. ‘Zou hij ook….de arme jongen.’

Even twijfel ik aan mijn eigen lichaam. Zou er dan toch iets zijn dat ik niet voel, maar dat wel… zou dat kunnen? ‘Hoe het ook is, ik ben van U, mijn God’, hoor ik in gedachten.

‘Meneer Alblas!‘. Ik schrik op en zie iemand in witte klederen. Het blijkt geen engel te zijn, maar een vriendelijke verpleegkundige. Meteen loop ik achter haar aan om te vertellen dat het goed met me gaat en dat ik heus niet ziek ben. Zou ik haar wél kunnen overtuigen?

Ds. Sijbrand Alblas

Donnée (22): ‘Wat als mama er over een jaar niet meer is?’

csm_BEAM-over-leven-met-kanker_Donnee_4539b6a512

Als Donnée hoort dat haar moeder borstkanker heeft, staat de wereld even stil. Voor haar moeder houdt ze zich sterk, van binnen is ze bang. Want wat als ze er over een tijdje niet meer is? Lees het bijzondere haal van Donnée: over angst, chemo’s, een moeder zonder borst en nieuwe hoop.

“Het is 21:30 uur, vrijdagavond. De sfeer in huis is raar. Vooral mama kijkt alsof er iets niet goed is. Heeft iemand een ongeluk gehad? Ontslagen? Als mijn moeder begint te vertellen dat ze die dag naar de dokter is geweest, weet ik: dit is fout. Ze krijgt het niet over haar lippen en uiteindelijk spreekt mijn vader het uit. ‘Borstkanker’. Het is stil. Ik, mijn broer en zusjes weten niks uit te brengen. Daarna volgen de rationele vragen. Waar zit het precies? Hoe kwam je er achter? Dan besef ik het. Mijn moeder heeft borstkanker. De eerste traan rolt over mijn wang. Ik ben bang. Gek genoeg besef ik mij gelijk hoe gezegend ik ben. Mama staat hier niet alleen voor. We doen dit met z’n allen. We zijn samen.

Morgen gaat niet beter
De eerste week is heftig. Op zondag naar de kerk gaan is de eerste grote uitdaging. Wat als ik moet huilen? De dienst is mooi en confronterend tegelijk, want waar is God op dit moment voor ons? Een knuffel van één persoon na de dienst zorgt er bij mij voor dat ik mijn tranen niet meer in kan houden. Misschien gaat het morgen iets beter. Maar het gaat niet beter. Ik loop die dag gewoon stage. Als ik aan het einde van de dag probeer te rapporteren, heb ik geen idee wat er die dag is gebeurd. Het enige wat ik nog weet is dat een kind met ‘kanker’ schold. Diezelfde week horen we dat de enige uitzaaiing in de oksel zit. Deels een opluchting, maar toch ook niet. Alles is zo dubbel.

Het moment waarop mama voor het eerst haar kale hoofd laat zien is gek. Ze heeft haar haar laten afscheren om te voorkomen dat ze telkens plukken verliest. We moeten stiekem wel een beetje lachen om het mooie ronde hoofd van haar. Een kort moment waarop we het even kunnen verdragen. De weken die volgen staan in het teken van de chemokuren. Lichamelijk gaat de ene chemo beter dan de andere, vooral emotioneel heeft mama het zwaar.

In die tijd woon ik zo goed als thuis. ik loop vaak mama’s slaapkamer in. Zij huilt, ik luister en stel vragen. Op mijn manier probeer ik haar te helpen met haar gedachten en angsten. Als ik de kamer uitloop, schakelt mijn rationaliteit uit en komen mama’s angsten en gedachten bij mij binnen. Wat als ze er inderdaad over een jaar niet meer is? Ik ga twee keer met mama naar de chemotherapie. We praten veel terwijl het, zoals mama het noemt, gif door haar aderen stroomt. Het brengt ons als moeder en dochter dichtbij elkaar. Het is niet de manier die ik had gewild, maar het is waardevol.

Mijn moeder zonder borst
In de zomer wordt mama geopereerd. Een aantal weken later beginnen de bestralingen: het laatste onderdeel van de behandeling. Mama vraagt aan mij of ik een keer met haar mee zou willen. Natuurlijk wil ik dat. Dokteren leggen mama op een tafel. Terwijl zij hun werk doen, zie ik mijn moeder zonder borst. Het is confronterend, maar ik merk dat dit alweer iets minder bij mij binnen komt dan toen ik mama kaal zag. We lopen samen het ziekenhuis lachend uit, terwijl we lol hebben over de meest onnozele dingen.

Ongeveer een maand na het einde van alle behandelingen word ik wakker gebeld. Het is mama. Ze klinkt bezorgd en vraagt of ik naar huis wil komen. Ze heeft veel pijn in haar rug en maakt zich zorgen. Papa is op dat moment op trainingsweek en kan niet snel thuis zijn. Als ik de woonkamer binnenloop, zie ik mama op de bank liggen. Ik knuffel haar en ze huilt direct. Er gaat een schok door mijn lichaam. Het zal toch niet? We zitten een groot deel van de dag in het ziekenhuis voor onderzoeken. De arts durft geen zekerheid te geven en laat scans maken. Papa besluit om naar huis te komen. Na twee dagen horen we gelukkig dat alles toch goed blijkt te zijn. Mama zegt zelf: ‘Jongens, goed nieuws, ik heb alleen artrose.’ Over relativeren gesproken.

Je hoeft niet bang te zijn
Afgelopen tijd heb ik mij proberen vast te houden aan een tekst die ik als klein meisje voor mijn ouders zong in een toen moeilijke periode:

‘Je hoeft niet bang te zijn,
Al is er zorg of pijn,
De HEER zal als een muur,
Rondom je leven zijn.’

Een maand geleden liet iemand in de kerk het nummer ‘Blessings’ van Laura Story horen. Het nummer verwoordt voor mij perfect hoe vol van twijfel en angst wij als mens kunnen zijn en dat God ook juist door de ‘trials’ zijn ‘verborgen genade’ laat zien. Het enige wat wij hoeven te doen is onze ogen ervoor te openen.

‘We pray for wisdom, Your voice to hear
And we cry in anger when we cannot feel You near
We doubt Your goodness, we doubt Your love
As if every promise from Your Word is not enough
All the while, You hear each desperate plea

And long that we have faith to believe
‘Cause what if Your blessings come through raindrops
What if Your healing comes through tears
What if a thousand sleepless nights
Are what it takes to know You’re near
And what if trials of this life are Your mercies in disguise’

Inmiddels zijn we een jaar verder. Met mama gaat het goed. Ik vind het mooi om te zien hoe ze dingen weer oppakt en het ‘gewone’ leven weer ingaat. ‘Donnée, hoe gaat het nou eigenlijk met jou?’ Die vraag kreeg ik af en toe op een borrel van studentenvereniging NSEde of van vriendinnen. Nooit had ik een heel duidelijk antwoord. Inmiddels heb ik dat wel: Het gaat goed! Ik ben gezegend met een ijzersterk gezin, een genezen moeder, lieve vrienden en vriendinnen en bovenal een geweldig liefdevolle en trouwe hemelse Vader.”

Heb jij te maken (gehad) met kanker en wil je daar met andere christelijke jongeren over praten? Kom naar de ontmoetingsdag van ‘Als kanker je raakt – Young’ op zaterdag 28 mei in Katwijk. Info en opgeven via alskankerjeraakt.nl of young@alskankerjeraakt.nl.

Deze column is verschenen in de serie ‘Over leven met kanker’ op BEAM: www.eo.nl/beam.

Chaira (19): ‘Ik schrok me rot toen ik het woord kanker hoorde’

csm_BEAM-Over-leven-met-kanker_Chaira_97d837a4d2

Chaira was net 18 jaar toen er bij haar kanker werd ontdekt. Dat was een keiharde klap, maar het bracht haar ook veel: “Ik geniet nu echt veel meer van het leven.”

“Achttien jaar was ik geworden. Ik had net mijn rijbewijs gehaald. Er zat een plekje op mijn kaak dat steeds ging bloeden en dat werd een zwelling, dus zei de tandarts dat ik even naar de kaakchirurg moest. Na wat onderzoek bleken er kwaadaardige cellen in mijn kaak te zitten. Dat moest er ‘effe’ uit worden gehaald, vertelden ze me heel nonchalant. Toen ik in het ziekenhuis kwam, viel ineens het woord ‘kanker’. Ik schrok me rot.

Pas op de terugweg naar huis kwam het binnen: dit gaat over mij. Vanaf toen ging het in sneltreinvaart. Een week later volgden MRI-scans, puncties, röntgenfoto’s, de hele rataplan. Weer een week later ging ik onder het mes. Ik kreeg overal voorrang, want die kwaadaardige tumor in mijn kaak moest er zo snel mogelijk uit, net als een stuk kaakbot en een paar kiezen. Het was een heftige operatie en kon mijn mond amper nog opendoen. Mijn lippen waren tien keer zo dik, niet echt charmant.”

Buiten adem
“Ik moest opnieuw leren eten. Dat was een enorme strijd. Over een boterham deed ik een uur. Ik had trek en wilde eten, maar het lukte gewoon niet. In een week tijd viel ik zeven kilo af, dus kreeg ik flesjes met voeding. Er volgde nog een operatie, omdat het weefsel rondom mijn kaak nog niet helemaal gezond was. Doordat ik weinig voedsel binnenkreeg, had ik bijna geen energie. Liep ik een klein stukje, dan was ik al buiten adem. Ik sliep heel veel en kon twee maanden niet naar school. Tijdens het BEAM Festival zat ik sip op de bank thuis omdat ik niet kon gaan. Ik baalde enorm.

Dat ik kanker kreeg was voor mij een enorme klap en ik ben keihard stilgezet. Ik heb wel eens gedacht: ‘Waarom laat God dit gebeuren?’. Mensen vragen wel eens of ik boos ben op God. Dat ben ik zeker niet. Ook ben ik nooit bang geweest om dood te gaan. Dat ik zo snel kon worden behandeld, dat ik ontzettend veel kaartjes kreeg, dat geen van mijn vriendinnen me lieten vallen, dat ik na de operatie niet bestraald hoefde te worden en dat ik best snel ben hersteld: ik zie het als tekenen dat God voor mij zorgt. Er zit nog een heel groot gat in mijn mond en ik heb een prothese die ik vaak moet schoonmaken, dus ik word er nog dagelijks mee geconfronteerd. Gelukkig wordt het gat in mijn kaak dit jaar dichtgemaakt.”

Huilend in de auto
“Toen ik uit het ziekenhuis werd ontslagen zat ik huilend in de auto terug naar huis, omdat ik zo genoot van alles wat ik om me heen zag: de natuur, herfstbladeren aan de bomen, een roofvogel die over de auto vloog, de paarden langs de weg. Ik weet niet waarom ik deze rotziekte moest krijgen, maar ik besef dat het heel anders had kunnen aflopen.

Het klinkt misschien gek, maar ik ben dankbaar dat ik dit heb meegemaakt. Het heeft me zo veel gebracht. Ik ben nog weleens onzeker over mijn gezondheid en raak sneller in paniek als ik iets voel, maar ik geniet echt veel meer van de kleine dingen van elke dag. Dat is wat ik andere jongeren graag wil meegeven: neem het leven niet zoals het is, maar besef hoe mooi het is. Wees jezelf, doe wat je energie geeft, geniet van het leven. Snuif eens een keer extra die lucht op, geniet van die regendruppels op je huid.

Op Opwekking wordt ‘Our God’ van Chris Tomlin vaak gezongen. De woorden ‘And if our God is with us, than what can stand against’ hebben nu een hele andere lading voor mij gekregen. Ik heb zoiets van: kom maar op, de kanker is overwonnen, God staat achter me. Hij is bij me en sleurt me er doorheen. Hij weet wat het beste voor me is en wat er voor me klaarligt. Daar houd ik me aan vast.”

Heb jij te maken (gehad) met kanker en wil je daar met andere christelijke jongeren over praten? Kom naar de ontmoetingsdag van ‘Als kanker je raakt – Young’ op zaterdag 28 mei in Katwijk. Info en opgeven via alskankerjeraakt.nl of young@alskankerjeraakt.nl.

Deze column is verschenen in de serie ‘Over leven met kanker’ op BEAM: www.eo.nl/beam.

Myrthe (20): ”Ik dacht altijd dat hij beter zou worden”

csm_myrthe_bb04235730

Myrthe (20) was pas veertien toen ze hoorde dat haar vader kanker had. Negen maanden later overleed hij. Nu, na zes jaar, is de pijn er nog steeds: ”Ik zal nooit weten hoe het is om als twintigjarige een vader te hebben.”

”Op mijn veertiende kreeg mijn vader een hersentumor. Hij had last van uitvalsverschijnselen en ging naar de dokter voor onderzoek. Eerst dachten we dat het epilepsie zou zijn, want dat zit in de familie. Op de dag van de uitslag vertelden mijn ouders dat het kanker was. Mijn eerste gedachte was: ‘Okay.’ Het drong niet echt door, ik wist niet goed wat het inhield. Ik had kanker nooit van dichtbij meegemaakt.”

God huilt mee
”Het is snel gegaan voor mij. Als ik eraan terug denk, zijn er vlagen die ik mij herinner. Sommige stukjes ontbreken of zijn in die tijd langs me heen gegaan. Mijn vader heeft een half jaar thuis gelegen, hij was halfzijdig verlamd. Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat hij beter zou worden, zelfs tot vlak voordat hij stierf. Ik bad of God mijn vader beter wilde maken hier op aarde. Ik had veel hoop, ik denk dat dat goed voor me is geweest, op die leeftijd. Een week voor zijn overlijden ging het zo slecht dat ik me afvroeg of het niet ergens egoïstisch was om te vragen of hij hier mocht blijven, terwijl hij zo ziek was en ernaar verlangde om naar God toe te gaan. Een week later overleed hij.

Mijn vader had gezegd dat we niet in het zwart mochten komen op de begrafenis. De auto’s waren wit, zoals hij dat wilde. Je vader begraven is heel zwaar, maar het was ook heel bijzonder. Toen we van de kerk naar de begraafplaats liepen, begon het een beetje te regenen. Het voelde alsof God met ons meehuilde en wilde laten zien dat het Hem ook verdriet doet. Het was heel, heel moeilijk om de kist definitief naar beneden te zien zakken. Dat was het zwaarste moment van de dag.”

Ik denk aan je
”Ik herinner mijn vader als een hele enthousiaste, vrolijke, sterke, grote, lieve vader. Heel aanwezig ook, hij bracht veel geluid met zich mee. Als hij thuiskwam, speelde hij altijd even een riedeltje op de piano. Mijn vader was gek op pianospelen. Als ik ergens een vleugel zie staan, moet ik meteen aan hem denken. En als ik pianospel hoor, raakt dat me. Dat hoor ik nooit meer van hem. Dan komt het even extra binnen hoe erg ik hem mis. Ik ben zelf ook muzikaal, dat heb ik van mijn vader. Ik zing en heb ooit geleerd om piano te spelen. Ik kan het waarschijnlijk nog, maar ik doe het niet meer. De drempel om dat op te pakken is te hoog.

Er was een soort onuitgesproken afspraak om mijn vader in gesprekken levend te houden. Mijn zusje was acht toen mijn vader overleed. Ook voor haar willen we herinneringen ophalen. We kunnen het er heel goed over hebben. Het vele praten en herinneringen ophalen helpen me om ermee om te gaan. Ik vind het nog steeds moeilijk om het verdriet toe te laten, omdat het echt heel veel pijn doet.

In het opwekkingslied ‘in het diepst de nacht’ zingen ze: ‘Waar bent U? In het diepst van mijn pijn roep ik het uit.’ Die momenten zijn er ook echt wel. Soms vraag ik me af: waarom? Ik zal het nooit echt begrijpen, maar ik weet dat God mij niet alleen laat. Hij heeft het ook niet gewild, dat stelt me gerust. Een liedje dat voorbij komt, een tekst die ik ergens zie of een zonnestraal op mijn huid doen me bedenken: ik hoef het niet alleen te doen, God laat mij niet los. Ook al voelt het niet altijd zo, Hij is er wel.

Mijn vader zei in zijn ziekteperiode dat hij een luikje boven zijn bed had waardoor hij naar de hemel kon kijken. Op het moment van zijn overlijden staarde hij naar dat luikje. Ik dacht: ‘Zou Jezus daar staan met zijn armen wijd open, zo van ‘kom maar’?’. Op momenten dat ik twijfel, denk ik daaraan.”

Gemis
”Ik zal nooit weten hoe het is om als twintigjarige een vader te hebben. Wat doet je vader dan? Ik denk dat het belangrijk is om te horen van je vader dat hij trots op je is, dat kan ik niet meer van hem horen. Ik mis ook dat ik ’s avonds op de bank tegen hem aan kan hangen. Ik kroop altijd bij hem op schoot. Ik heb geleerd om te genieten van kleine dingen, omdat ik weet hoe snel iets over kan zijn en dat niets vanzelfsprekend is.”

”Het verlies van mijn vader is er elke dag. Ik sta ermee op, ik ga ermee naar bed. Het is een deel van mij, het heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben. In zekere zin heeft het me ook sterker gemaakt. Ik hoop dat ik in de toekomst mijn levenservaring kan gebruiken in mijn werk met mensen. Ik wil graag iets doen met rouwbegeleiding met jonge kinderen. Als iemand hetzelfde meegemaakt heeft, voel je dat aan en heb je minder woorden nodig. Omdat ik dat zelf zo fijn vond, wil ik er ook zijn voor anderen.”

”Ik kwam laatst de tekst tegen: ‘echte troost is dat je verdriet mag bestaan’. Het is al zes jaar geleden, voor de wereld moet je je leven alweer opgepakt hebben. Deze tekst vertelde dat de pijn het verlies er mag zijn. Juist nu, ook na zes jaar.”

Tekst: Lola Brouwer

Heb jij te maken (gehad) met kanker en wil je daar met andere christelijke jongeren over praten? Kom naar de ontmoetingsdag van ‘Als kanker je raakt – Young’ op zaterdag 28 mei in Katwijk. Info en opgeven via alskankerjeraakt.nl of young@alskankerjeraakt.nl.

Deze column is verschenen in de serie ‘Over leven met kanker’ op BEAM: www.eo.nl/beam.

Rozemarijn (17): ‘Ik had net zo goed nu geen mama meer kunnen hebben’

Rozemarijn-Over-leven-met-kanker_4b017deb73

Ondanks dat Rozemarijn nog maar zeven jaar oud was toen haar moeder kanker kreeg, weet ze er nog heel veel van. “‘Mama heeft kanker’. Ik denk dat die drie woorden de ergste woorden zijn die je in je leven te horen kunt krijgen.”

“Zeven jaar was ik toen er kanker werd geconstateerd bij mijn moeder. Ik had twee zussen van tien en dertien jaar, we waren allemaal nog heel jong. Mijn oma was ook ziek geweest, net als meer mensen in mijn familie. Zij was er wel aan overleden, dus dan is het toch wel dubbel schrikken.

Ook al was ik nog heel jong, ik weet het nog heel goed. Een vakantiehuisje in Duitsland wat voor altijd in mijn geheugen staat gegrift. Een herfstvakantie die ik nooit meer zal vergeten. De regen die tegen de ruiten tikte terwijl ik aan het puzzelen was op de grond. ‘Meisjes, komen jullie even aan tafel zitten?’ Enigszins tegensputterend gingen we zitten, ik op schoot, en Rosanne en Sarah op de stoel. Wat was er aan de hand? Toen de woorden van mijn vader: ‘Mama en ik willen jullie iets vertellen.’ En dan de desbetreffende, harde woorden. ‘Mama heeft kanker.’

Onze mama, mijn mama. Ik denk dat die drie woorden de meest erge woorden zijn die je in je leven te horen kunt krijgen.

Vanaf het moment dat we thuis kwamen, gingen we door een routine heen die ik nooit meer mee hoop te maken. De eerste chemo, de eerste bestraling, de eerste operatie. Door de chemo werd mijn moeder kaal. In plaats van te wachten op het uitvallen van haar krullende haren, besloot ze alles er vroegtijdig af te laten scheren door mijn vader. Ik zie ons daar nog zitten met z’n vijven. ‘Kijk eens, meisjes. Vreemd he? Maar wel een beetje mooi, toch? Voel maar eens. Nou heb ik geen haren meer.”

Doodzieke mama
“Sommige geluiden of momenten vergeet je gewoon niet meer. Het beeld van een doodzieke mama in haar ziekenhuisbed, of van een papa die compleet gesloopt was. Mijn vader en moeder waren dapper en hielden de tranen voor ons achterwege. Beiden bleven ze glimlachen, om voor ons de angst zo klein mogelijk te houden. Ze wilden mooie woorden spreken om ons beter te laten voelen. Ik heb daar nog steeds bewondering voor.

Voor mijn gevoel heeft mijn moeder heel lang in het ziekenhuis gelegen. Hoe lang dit precies was weet ik niet, maar de momenten dat ze niet thuis was hebben er wel ingehakt. Iedere avond naar het ziekenhuis om mama te bezoeken, dat was iets waar ik naar uitkeek als ik op school zat. Ik wilde mama weer zien en spreken en haar aan het lachen maken. Voor iedereen gaat het leven door, maar op het moment dat je met kanker te maken krijgt, ga je heel bewust van dag tot dag leven.”

Hechter
“Mijn moeder is – thanks to the Lord – genezen. De kanker heeft haar niet weten te verslaan, wij hebben gewonnen. God heeft ons hier doorheen gesleept. Ook als gezin zijn we door deze gebeurtenis sterker en hechter geworden. Ondanks dat dit niet de manier is waarop je het wil, is het toch een positief punt uit deze moeilijke periode.

Afgelopen jaar was ze tien jaar kankervrij. Daar sta je bij stil, en dan pas besef je hoe het ook af had kunnen lopen. Ik had net zo goed nu geen mama meer kunnen hebben. Ik had haar net zo goed alleen nog maar op een foto kunnen zien, of een verhaal over haar kunnen horen. Maar dat is niet zo. Ik kan haar in het echt zien, en de verhalen hoor ik ván haar.

Natuurlijk zijn de gevolgen van zo’n periode ingrijpend. Mama was moe, kon weinig ondernemen en werd arbeidsongeschikt verklaard. Ze kan nu nog steeds niet werken. Gelukkig heeft God haar, en ons als gezin, nooit laten vallen. Ik ben nog wel eens bang. Bang dat het terugkomt. Ik ben bang op de momenten dat mama ergens last van heeft en naar het ziekenhuis moet. Om haar ooit alsnog te verliezen. Soms denk ik terug aan die vreselijke tijd en kan ik direct gaan huilen. Maar al snel breekt dan mijn glimlach door, omdat ik weet dat ze nog bij me is.”

Heb jij te maken (gehad) met kanker en wil je daar met andere christelijke jongeren over praten? Kom naar de ontmoetingsdag van ‘Als kanker je raakt – Young’ op zaterdag 28 mei in Katwijk. Info en opgeven via alskankerjeraakt.nl of young@alskankerjeraakt.nl.

Deze column is verschenen in de serie ‘Over leven met kanker’ op BEAM: www.eo.nl/beam.

Rogier: ‘Mijn leven staat op pauze’

Over-leven-met-kanker_Rogier-Hoek_3e651c2bda

Het is niet de eerste, ook niet de tweede, maar de derde keer dat er bij Rogier (26) kanker is geconstateerd. En toch blijft hij nuchter. Rogier: “Ik heb de strijd om antwoord te krijgen op al mijn vragen opgegeven. Dat geeft rust.”

“Het was rond Pasen 2007, dat ik voor het eerst iets voelde in mijn nek. Ik was 17 jaar. De huisarts dacht dat ik opgezette lymfeklieren had door een verkoudheid. Totdat de knobbel in mijn nek ineens zo groot werd als een tennisbal. Er werd groot alarm geslagen en ik moest meteen door naar het ziekenhuis, waar ik op de afdelingen ‘hematologie’ en ‘oncologie’ belandde.  Termen waar ik nog nooit van had gehoord als naïeve 6 vwo-er. Heel geleidelijk kreeg ik in de gaten dat het goed mis met me was en dat het met kanker te maken had.

Tijdens mijn eindexamens had ik mijn eerste chemo. Gelukkig was die vrij licht, waardoor ik weinig bijwerkingen had. Ik werd wel kaal en kreeg wat concentratieproblemen, maar ik sloot al mijn vakken voldoende af. Ik heb wel gedacht: waarom dit? Waarom ik? Waarom nu? Gelukkig was de prognose goed. Natuurlijk, ik had kanker en het was ernstig, maar het was goed te behandelen. Overal om me heen werden gebedsgroepjes opgericht. Eén plus één was twee, natuurlijk zou ik genezen.”

Weer aan de chemo
“Dat gebeurde. Ik ging civiele techniek studeren aan de TU Delft, met de specialisatie verkeerskunde. Maar toen ik was afgestudeerd en ik een jaar had gewerkt bij een aannemer, kwam de kanker terug. Dat was in juni 2014. Ik moest weer aan de chemo, dit keer gevolgd door een autologe stamceltransplantatie. Dat wil zeggen dat mijn stamcellen werden ingevroren, mijn hele immuunsysteem werd verwijderd, waarna mijn stamcellen weer werden teruggeplaatst. Weer die spanning en weer die existentiële vragen. Opnieuw werd er heel veel voor mij gebeden en opnieuw werd ik beter.

De dokters hadden tegen me gezegd: als je deze behandeling hebt gehad, komt het niet meer terug. Komt het wel terug, dan heb je een groot probleem. Dus toen ik twee maanden geleden wakker werd doordat ik merkte dat er weer iets in mijn nek zat, raakte ik in complete paniek. Ik dacht letterlijk: nu ga ik dood. Waar de prognose de eerste twee keren hoopvol was, is dat nu echt heel anders. Op dit moment heb ik chemo’s om de ziekte onder controle te houden en ik wacht op een donor voor nog een stamceltransplantatie. Ik heb nog een lange weg te gaan en mijn toekomst staat helemaal niet vast.”

Huisje, boompje, beestje
“Je bent er zo nuchter over, zeggen mensen wel eens tegen me. Natuurlijk heb ik nog wel mijn angstmomenten. En inderdaad, je hoort op deze leeftijd nog niet na te denken over de dood. Het is soms echt frustrerend. Leeftijdsgenoten zijn bezig met huisje, boompje, beestje, ik woon nog thuis omdat ik verzorging nodig heb. Ik kan niet solliciteren, want ik kan elk moment een zware behandeling ingaan. Mijn leven staat op pauze.

Toch heb ik de strijd om antwoord te krijgen op al mijn grote levensvragen opgegeven, want dat putte me uit. Mij geloof in God en het Evangelie bieden mij perspectief en geven mij rust in de vragen die onbeantwoord blijven. Doordat ik veel over het leven en de dood lees en nadenk, wordt het bekend terrein voor me. Het verliest zijn lading niet, maar het wordt wel vertrouwder. En het maakt me een completer mens.

Pas hoorde ik het liedje ‘Treur niet’, met daarin de tekst ‘Proost op het leven en treur niet om mij’. Ik dacht: wat een leegte, wat een geestelijke armoede. Alsof de dood alleen maar een bron van treurnis kan zijn. Denk eens aan mensen als Moeder Theresa en Ghandi. Zij zijn overleden, maar nog steeds zijn ze een bron van inspiratie en levenskracht voor velen. Dat is voor mij het hoogste dat je kunt bereiken. Een bron van inspiratie zijn, ook na je dood.”

Heb jij te maken (gehad) met kanker en wil je daar met andere christelijke jongeren over praten? Kom naar de ontmoetingsdag van ‘Als kanker je raakt – Young’ op zaterdag 28 mei in Katwijk. Info en opgeven via alskankerjeraakt.nl of young@alskankerjeraakt.nl.

Deze column is verschenen in de serie ‘Over leven met kanker’ op BEAM: www.eo.nl/beam.